Dag 27: vragen & antwoorden

649 39 5
                                    

Ik staar naar het plafond van de onbekende kamer waar ik gisteren heen ben gebracht. Ik heb geen idee waarom ze me steeds naar een andere kamer brengen. Gisteren werd mij verteld dat de camerabewaking is verdubbeld, dus zo snel zal ik niet gevonden kunnen worden. Ook is het onwaarschijnlijk dat ik hier nog kan ontsnappen, want ik weet niet eens op welke verdieping ik me bevind. Misschien had ik moeten opletten op de weg van de kelder naar deze kamer, dan zou ik nog een kleine kans hebben gehad.

Een diepe zucht verlaat mijn mond en ik ga overeind op het oude matras zitten. In deze kamer heb ik alleen een matras zonder lakens. Het stoort me, ik kan niet slapen zonder me op te rollen in een deken voordat ik in slaap val. Vermoeid wrijf ik dan ook de slaap uit mijn ogen. Mijn handen glijden door naar mijn wangen. De tranen van gisteren zijn opgedroogd en mijn gezicht voelt nu raar aan.

Een tweede zucht verlaat mijn mond en verbreekt de ijzige stilte om mij heen. Met mijn handen zet ik mezelf af tegen het matras. Rustig kijk ik de kamer nog eens door. Hij is kleiner dan mijn eerste kamer, die ik in dit gebouw had, maar groter dan het kleinste kamertje waar ik in heb gezeten. Ik werd bijna claustrofobisch van die kleine kamer. Gelukkig had ik mensen om mij heen, die me wilde helpen en me gezelschap wilden houden.

Met een klap kwam een gevoel van extreme eenzaamheid binnen. Ik heb de laatste dagen helemaal niemand om mij heen gehad die ik kon vertrouwen. Niemand waarmee ik kon praten over andere dingen dan een of andere idiote oorlog. Ik begin te snikken, maar veeg snel de tranen weg. Nu ik niemand heb om samen sterk mee te zijn moet ik zelf twee keer zo sterk in mijn schoenen staan. Zo heb ik nog een goede kans om te overleven. Zo heb ik nog een goede kans om Raphael te helpen.

Geschrokken draai ik me om als ik ineens de deur open hoor gaan. Een Lange, slungelige man staat in de deuropening. Hij kijkt mij geïnteresseerde ogen aan. Met een frons staar ik terug naar de man. Ik weet niet hoelang we zo naar elkaar hebben gekeken, maar het lijkt een eeuwigheid te zijn. Na onze staarwedstrijd kijkt de man even naar beneden en stapt vervolgens een paar stappen de kamer in. Hij staat nu vlak voor me.

Ik moet omhoog kijken om de man in zijn ogen te kunnen kijken. Mijn frons is van mijn voorhoofd verdwenen. Nu kijk ik geïnteresseerd naar de ogen van de man. Hij heeft grijze ogen met een vage kleur van blauw. Het herinnert me aan een meisje die ik eens in de stad zag lopen. Ze had prachtige lichtblonde haren en precies dezelfde kleur ogen als de man die nu tegenover mij staat. Ik dacht dat de oogkleur van dit meisje uniek was, maar dat blijkt een grote leugen te zijn.

"Ik had verwacht dat we moesten zoeken naar een oude man om achter onze vragen te komen," zegt de man uit het niets. Met een niet-begrijpende blik kijk ik de man aan. Ik herhaal de woorden die zojuist zijn lippen hebben verlaten in mijn hoofd. "Het blijkt dat ik hier naast zat. Wij zochten al die tijd naar een jong, roekeloos meisje." De man begint te lachen om zijn spottende woorden.

"jammer dat ik niet aan je verwachtingen voldoe, klootzak," zeg ik op een bittere, dreigende toon. Het gelach van de man stopt onmiddellijk na deze harde woorden. Hij kijkt mij met een ijzige blik aan. De man pakt mij stevig vast bij mijn bovenarm. Een pijnkreet komt uit mijn mond. De greep om mijn arm verslapt helaas niet. Snel draai ik me om en probeer ik mezelf los te trekken uit de ijzeren hand van de lange man.

Ik hoor de voetstappen van een tweede persoon en na een paar seconden word mijn zicht gehinderd door iets. Met mijn vrije hand ga ik naar mijn hoofd en voel het stof dat voor mijn ogen is gebonden. Mijn schouders zakken langzaam en ik stop met mezelf te verzetten tegen te ijzeren hand die mij nog steeds in zijn greep heeft. "Moest je haar zo van streek maken?" vraagt een vrouwelijke stem. Ze klinkt woedend en ik voel de greep van de man verslappen.

Een kleine lach verschijnt op mijn gezicht. De lange man is bang voor de vrouw. Geschrokken adem ik in als ik ineens meegesleurd word. Met mijn vrije arm tast ik om mij heen voor houvast. Onhandig struikel ik achter de man aan. "Ja, dat moest ik," zegt de man met een geïrriteerde stem. Ik hoor de vrouw diep zuchten en daarna voel ik hoe een kleine hand mijn andere bovenarm vastgrijpt. Haar greep is sterk, maar doet geen pijn, zoals bij de man.

30 dagen in Hell (voltooid)Where stories live. Discover now