(1) Dag 13: De jongen met diepblauwe ogen

795 43 4
                                    

(Dag 11)

Ik hoor een hart kloppen en voetstappen op de grond. Met moeite open ik mijn ogen en kijk ik op naar de hijgende man. Ik lig in zijn armen terwijl hij door het bos heen rent. Ik heb een waas voor mijn ogen en na een paar keer knipperen is die verdwenen. Nu kan ik het gezicht van de man zien. Van binnen schrik ik, omdat ik het gezicht herken.

Hij merkt nu pas op dat ik hem aanstaar en kijkt mij met een bezorgde blik aan. Langzaam komen we tot stilstand. "Eva, Je bent wakker. Hoe gaat het?" vraagt meneer de Groot. Ik probeer te antwoorden, maar mijn keel voelt droog en er komt alleen een kleine, zachte piep uit. "Ik hoor het al. We moeten opschieten," zegt meneer de Groot en hij begint weer met rennen. Bang kijk ik hem aan en probeer met al mijn kracht hem tegen te houden, maar het lukt me niet.

Meneer de Groot is mijn gymleraar op school. Ik houd van het vak en hij weet mij altijd weer op te vrolijken door me een nieuwe sport aan te leren. Van hem heb ik een wedstrijd hardlopen gewonnen en daar ben ik trots op. Hardlopen was altijd al mijn sterkste punt en ook in obstakelbanen was ik goed. Daar ben ik trots op, omdat ik nog altijd de kleinste van de klas ben. Eén meter achtenvijftig lang. Sommigen noemen mij het kleine vogeltje, omdat ik bijna lijk te vliegen als ik ren.

Na een lange tijd mij vast te klampen aan meneer de Groot geef ik het op. Mijn energie is weggetrokken en mijn ogen vallen langzaam weer dicht. Even vecht ik nog tegen de vermoeidheid en de pijn die mijn lichaam overneemt, maar al snel moet ik de strijd opgeven. Ik val weer terug in mijn bewusteloosheid.

(Dag 13)

Geschrokken open ik mijn ogen en probeer meteen overeind te komen. Dit kon ik beter niet doen, want meteen krijg ik een knallende hoofdpijn die op mij afkomt. Ik knijp mijn ogen weer dicht en ik laat mijn hoofd op het zachte kussen rusten. Als ik weer rustig ben geworden open ik mijn ogen en kijk ik de donkere kamer rond waar ik in lig.

De kamer is klein en dit keer zijn er geen ramen. In de kamer zelf staat alleen het eenpersoonsbed waar ik op lig en een paar stoelen. De muren zijn grijs en zien er oud uit. de vloer is van beton dat ook grijs is en de lakens op het bed zijn ook dezelfde kleur grijs als de vloer en muren zijn.

Een pijnscheut gaat door mijn rechterbeen heen als ik overeind probeer te komen en snel sla ik de dekens van mijn benen af. Een grote snee siert mijn bovenbeen. Met mijn vinger strijk ik over de grote wond. Beelden van het gevecht met de vrouw in de gang schieten door mijn gedachten. Ik probeer terug te denken aan mijn ontsnapping. Mijn hand gaat naar de achterkant van mijn onderbeen als ik terugdenk aan de kogel die mij daar raakte. Ik stop als ik een soort stof voel. Met veel pijn en moeite buig ik mijn been, zodat ik kan zien wat mijn hand zojuist heeft gevoeld.

Op mijn onderbeen zit een gaasje met speciale tape, zodat het gaasje niet van zijn plek af kan komen. Het gaasje, wat eerst een witte kleur had, heeft een grote bloedvlek en vol afschuw kijk ik ernaar. Mijn ogen gaan weer terug naar de grote snee op mijn bovenbeen en daarna naar mijn kleding.

Ik draag een zwart strak hemdje met daarover een grijs los topje. Ook draag ik een kort zwart renbroekje. De kleding die ik aanheb herken ik niet. Een rilling gaat over mijn rug als ik merk dat ik het koud krijg en snel ga ik weer onder de dekens liggen.

Ik knijp mijn ogen strak dicht als er iemand de deur opent. Om mezelf tegen het licht te beschermen trek ik de dekens ook over mijn gezicht heen. Al snel voel ik een hand op de dekens. "Het licht is weg. je kan weer kijken, hoor," zegt de stem van iemand die mij bekend voorkomt. "Raphael!" roep ik opgelucht, maar ook geschrokken. Ik gooi de dekens van me af en ik ga recht zitten terwijl ik de pijn in mijn been probeer te negeren.

Raphael kijkt mij met een bezorgd gezicht aan en daardoor moet ik even lachen. Beledigd kijkt hij mij aan. met een diepe zucht gaat hij op één van de stoelen naast mijn bed zitten. Even kijkt hij naar beneden voordat hij zijn mond opent. "de jongen met diepblauwe ogen?" zegt Raphael en zijn ogen stralen iets onbekends uit. een gevoel dat ik niet kan plaatsen. Mijn ogen worden groter als zijn woorden tot mij doordringen.

"Mijn notitieboekje," zeg ik zacht en met het grote verdriet in mijn stem. "Ja, we hebben hem gevonden. Vastgebonden op je buik doormiddel van een oude schoenveter," informeert Raphael mij en ik knik bevestigend. "De baas heeft hem aan mij gegeven, zodat ik hem terug kon geven als je weer wakker was," zegt Raphael. "Ik zag dat je de dagen bijhield, dus daar ben ik mee doorgegaan," voegt hij er zacht aan toe.

Ik denk even goed na voordat ik mijn vraag stel, maar uiteindelijk stel ik hem toch. "Hoeveel dagen zijn het er nu?" vraag ik onzeker en ik kijk Raphael in zijn ogen aan. "13," antwoord hij en nadat zijn antwoord tot me doordringt sluit ik mijn ogen en draai ik me van hem af. "Bedankt," zeg ik zacht waarna ik weer terug ga liggen en de dekens over mezelf heen trek.

"Hoe gaat het met je? Heb je nog veel pijn?" vraagt Raphael om op een ander onderwerp over te stappen. "Ik heb pijn en het gaat niet goed met me, omdat ik hier nog steeds niet weg ben. Ik wil gewoon naar huis," zeg ik. Nadat ik de zinnen heb uitgesproken begint mijn maag te knorren en ik grinnik. "en ik heb honger," voeg ik aan mijn klaaglijstje toe. Raphael moet hier ook om lachen en staat op. "Dan ben ik zo terug met een stevige lunch," zegt hij en na een opvallende knipoog verlaat hij de kleine kamer.

Verbaasd kijk ik naar de klink van de deur als ik hem omlaag zie gaan. In de deuropening staat mevrouw Morgan. Ik glimlach lief naar haar en zij beantwoord die door terug te glimlachen. Nadat ze de deur weer heeft gesloten, gaat ze op de stoel zitten waar net nog Raphael had gezeten. "Hoe gaat het met je been?" vraagt ze en voorzichtig haal ik de dekens weer van mijn benen af.

Mevrouw Morgan knikt. "Er zal alleen een litteken achterblijven," zegt mevrouw Morgan terwijl ze geïnteresseerd naar mijn wonden kijkt. Haar blik verandert echter al snel in een frons en ze kijkt mij met diezelfde frons aan. Ik trek de dekens weer over mijn benen heen en kijk daarna mijn lerares van vorig jaar aan. "Dus je weet nu dat meneer de Groot hier ook is," zucht mevrouw Morgan en even kijkt ze met een schuldige blik naar de grond.

"En hoeveel leraren komen na hem even zeggen dat ze ook meedoen?" vraag ik boos en mijn neutrale gezicht maakt plaats voor een kwade blik. Mevrouw Morgan kijkt mij geschrokken aan door mijn plotse uitbarsting. "D-dat dat kan ik niet zeggen," stamelt ze en haar schuldgevoel kan je bijna proeven. "Ik wist niet dat ze je pijn zouden doen en al helemaal niet dat ze hier wapens houden," verdedigt mevrouw Morgan zich. "Maar je vond het wel goed om me te ontvoeren. Om me weg te houden bij mijn familie? Om mijn vrijheid te ontnemen?" vraag ik woedend, maar net als mevrouw Morgan weer iets wilt gaan zeggen gaat de deur open.

Raphael staat met een verbaasde blik in de deuropening. Zwijgend overhandigd hij mij het dienblad met vier boterhammen en twee grote glazen gevuld met water. Ik begin hongerig aan mijn bruine boterhammen met kaas. "Hadden jullie net ruzie?" vraagt Raphael uit het niets en kijkt ons vragend aan. Ik knik kijkend naar mijn boterham.

"Ging het over hoeveel leraren er aan dit complot meedoen?" vraagt Raphael onbeschaamd door. Weer knik ik bevestigend en ik zie dat mevrouw Morgan dit keer met mij mee knikt. "Heb je iets gezegd?" vraagt Raphael nu direct aan mevrouw Morgan en ik zie dat ze haar hoofd schud. Boos kijk ik op van mijn eten. "Ben je haar nu aan het controleren?" vraag ik boos. "Wat maakt het uit wat ze tegen mij zegt als ik hier opgesloten zit?" voeg ik boos aan mijn vraag toe. Geschrokken kijkt Raphael mij aan en ik zie schuldgevoel in zijn ogen.

"Nee, ik controleer haar niet en het maakt niets uit wat we tegen jou zeggen als jij maar een antwoord geeft op die stomme vraag die mijn vader telkens aan je stelt!" roept Raphael boos naar mij en slaat daarna snel zijn hand voor zijn mond. Met grote ogen kijken we elkaar aan. "Jouw vader?" vraag ik met woede in mijn stem. "Nee, dat bedoelde ik niet. Ik bedoelde baas." Probeert Raphael zichzelf te redden, maar ook hij realiseert zich dat hij het op dit moment erger heeft gemaakt. "Dus je vader is ook nog eens de baas van dit gebeuren?" vraag ik beheerst met een sarcastische toon in mijn stem.

Langzaam komt mevrouw Morgan overeind en na een kort afscheid vlucht ze de kleine ruimte uit. Raphael wilt ook opstaan, maar zodra ik dat merk sis ik: "Zitten!" Dit dreigement werkt en Raphael gaat weer terug op zijn stoel zitten. "En nu ga je mij alles vertellen, want dat maakt volgens jou toch niets uit." sis ik woedend en ik neem een grote hap van mijn boterham om mijn woede binnen te houden. Ik ben nog niet klaar met de jongen met diepblauwe ogen.

30 dagen in Hell (voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu