-Rowan

2.2K 73 18
                                    

Ik glimlach als ik terugdenk aan Annabel haar lippen die ik zo net nog op de mijne voelde. Ik zie hoe het houten kozijn langzaam tot as vergaat. Mijn gedachten gaan langzaam naar alle momenten die ik voor altijd bij me zou houden. Mijn longen vullen zich met het rook en slokt al het zuurstof dat zich nog in de kamer bevind op. Ik hoor een gil en mijn naam. Ik schud mijn hoofd en begin te hoesten. Ik voel nog een laatste windvlaag als ik de grond raak. Ik voel de vlammen dichterbij komen en kijk naar mijn handen. Ik voel de pijn en begin te rillen. Ik adem nog een laatste keer als ik alle vlammen nog een laatste keer zie.

Dan, vallen mijn ogen dicht.

Een gedaante baant zich door de vlammen en trekt me omhoog. De pijn schiet door mijn lichaam en ik schreeuw. "Rowan? Rowan!" Ik hoest en kuch en zeg: "Wie ben jij." Ik open mijn ogen die branden door het vele as dat erin zit en kijk omhoog. "Beau." Hij knikt en zegt: "Kom mee, hier kun je niet langer blijven." Ik laat me meetrekken, de pijn die door mijn zenuwen loopt, negerend. De vlammen zijn als een deken over het gebouw heen gelegd en mijn kleren zijn verschroeid. We lopen door de dichtbezaaide gangen en de vlammen zijn torenhoog. Ik hoest en langzaam word ik duizelig. "Kom op Rowan, kom op. We zijn er bijna." Ik begin te struikelen en schud mijn hoofd. "Beau ik ka-" 
En dan voel ik wind. Ik adem diep in en spring. Ik kom neer op de grond en rol door. Ik blijf liggen en voel het koele gras onder mijn vingers. Mijn verschroeide kleren plakken aan mijn huid en ik hoest. Het as zit tot op mijn longen en een schaduw valt over me heen. Ik open mijn ogen, die ik blijkbaar dicht heb gedaan en kijk omhoog. "Beau i-" Ik begin te hoesten en ga rechtop zitten. Tranen stromen over mijn wangen en ik hoest het uit. "Rowan, wacht even." Beau loopt even weg en ik kom weer tot rust. Beau komt terug en zet iets tegen mijn mond. Ik begin het in te ademen en meteen voelen mijn longen schoner. Na een paar keer inhaleren haalt Beau het van mijn mond en adem ik diep in en uit. Ik kijk naar het gebouw en zie de vlammen het hout opslokken. Ik kijk naar mijn handen en naar mijn kleren en trek mijn shirt over mijn hoofd. Ik kijk weer naar Beau en zeg: "Beau i-. Dankje." Beau glimlacht en zegt: "Kom mee." Ik trek een wenkbrauw op en zeg: "Waar is Annabel?" Beau schudt zijn hoofd en hij zegt: "Kom eerst mee." Twijfelend neem ik zijn hand aan en pak mijn shirt. Samen lopen we een bepaalde richting in.
Ik glimlach als ik terugdenk aan Annabel haar lippen die ik zo net nog op de mijne voelde. Ik zie hoe het houten kozijn langzaam tot as vergaat. Mijn gedachten gaan langzaam naar alle momenten die ik voor altijd bij me zou houden. Mijn longen vullen zich met het rook en slokt al het zuurstof dat zich nog in de kamer bevindt op. Ik hoor een gil en mijn naam. Ik schud mijn hoofd en begin te hoesten. Ik voel nog een laatste windvlaag als ik de grond raak. Ik voel de vlammen dichterbij komen en kijk naar mijn handen. Ik voel de pijn en begin te rillen. Ik adem nog een laatste keer als ik alle vlammen nog een laatste keer zie.

Dan, vallen mijn ogen dicht.

Een gedaante baant zich door de vlammen en trekt me omhoog. De pijn schiet door mijn lichaam en ik schreeuw. "Rowan? Rowan!" Ik hoest en kuch en zeg: "Wie ben jij." Ik open mijn ogen die branden door het vele as dat erin zit en kijk omhoog. "Beau." Hij knikt en zegt: "Kom mee, hier kun je niet langer blijven." Ik laat me meetrekken, de pijn die door mijn zenuwen loopt, negerend. De vlammen zijn als een deken over het gebouw heen gelegd en mijn kleren zijn verschroeid. We lopen door de dichtbezaaide gangen en de vlammen zijn torenhoog. Ik hoest en langzaam word ik duizelig. "Kom op Rowan, kom op. We zijn er bijna." Ik begin te struikelen en schud mijn hoofd. "Beau ik ka-" 
En dan voel ik wind. Ik adem diep in en spring. Ik kom neer op de grond en rol door. Ik blijf liggen en voel het koele gras onder mijn vingers. Mijn verschroeide kleren plakken aan mijn huid en ik hoest. Het as zit tot op mijn longen en een schaduw valt over me heen. Ik open mijn ogen, die ik blijkbaar dicht heb gedaan en kijk omhoog. "Beau i-" Ik begin te hoesten en ga rechtop zitten. Tranen stromen over mijn wangen en ik hoest het uit. "Rowan, wacht even." Beau loopt even weg en ik kom weer tot rust. Beau komt terug en zet iets tegen mijn mond. Ik begin het in te ademen en meteen voelen mijn longen schoner. Na een paar keer inhaleren, haalt Beau het van mijn mond en adem ik diep in en uit. Ik kijk naar het gebouw en zie de vlammen het hout opslokken. Ik kijk naar mijn handen en naar mijn kleren en trek mijn shirt over mijn hoofd. Ik kijk weer naar Beau en zeg: "Beau i-. Dankje." Beau glimlacht en zegt: "Kom mee." Ik trek een wenkbrauw op en zeg: "Waar is Annabel?" Beau schudt zijn hoofd en hij zegt: "Kom eerst mee." Twijfelend neem ik zijn hand aan en pak mijn shirt. Samen lopen we een bepaalde richting in.
Strompelend volg ik Beau en ik kijk nog één keer achterom.
Annabel.
Ik draai me terug naar Beau en zeg: "Beau, heeft Annabel het overleeft?" Hij haalt diep adem en knikt. "Ze is in orde, geen zorgen." Ik stop met lopen en zeg: "Ik moet naar haar toe, waar is ze?" Beau schudt zijn hoofd en zegt streng: "Rowan, alsjeblieft, je moet eerst met mee." Ik bijt op mijn lip: "Maar Annab-" "Nee." Onderbreekt hij mij. Zwijgend lopen we weer door en ik kijk nog een keer achterom, maar de vlammen zijn al uit het zicht. Mijn handen branden, de wind streelt mijn ontblote bovenlichaam en ik kijk naar de brandwonden. Mijn broek is gescheird en zit onder het as. Ik haal mijn handen omhoog en raak langzaam met mijn vingertop één van de wonden aan. Een pijnscheut gaat door me heen en ik blijf staan. Beau draait zich om en schiet me te hulp. Hij legt mijn arm om zijn schouders en ondersteunt me, waarnaar we doorlopen.
Ik kijk door de bladen van de bomen door en zie aan alle kanten bomen. Ik trek een vragende blik op naar Beau en zeg: "Waar gaan wevheen?" Hij zucht en zegt: "We zijn er bijna, je vraagt te veel." Ik houd mijn mond, niet alleen om Beau, maar omdat  ik niet meer kan. Mijn benen voelen als verlamd, mijn handen branden en ik voel hoe Beau me omhoog probeert te houden. "Rowan, kom op, nog een paar minuten." Ik zucht en voel mijn longen branden. Ik kijk om me heen en zie de zon langzaam door de bomen komen. De vroege stralen doen pijn aan mijn ogen en in de verte zie ik een huis tevoorschijn komen. Opgelucht haal ik adem en langzaam stappen we door naar het kleine hutje. Het doet me denken aan de hut die ik bouwde met mijn opa en meteen dwalen mijn gedachtes weer naar Annabel. Ik zucht en voor ik het doorheb staan we voor de deur. 
Langzaam duwt Beau de deur open en lopen we naar binnen. Een jongen kijkt op en kijkt ons vanachter zijn kapotte bril aan. Hij duwt hem terug op zijn neus en komt naar ons toe lopen. Hij gaat voor me staan en even denk ik aan Daan. Ik duw de gedachte weg, als ik voel dat er tranen beginnen te branden achter mijn ogen en het jongentje steekt zijn hand op. "Dave." Komt er met een breekbare stem uit. Ik haal mijn hand op en kijk naar de brandwonden. Ik kijk Dave aan en zeg: "Uhm, ik ben Rowan." Hij glimlacht kort en laat zijn hand zakken. "Kom." Hij pakt me bij mijn polsen en Beau verdwijnt een andere ruimte in. Ik loop met Dave mee en we gaan een deur door. Ik kijk om me heen en zie dat we in de badkamer zijn. "Ga zitten." Zegt Dave en gehoorzaam laat ik me zakken op de rand van het bad. "Mag ik je handen?" Ik haal mijn handen omhoog en zodra hij er een doekje op legt met een bepaalde vloeistof, kreun ik. De pijn doet me weer helemaal terugkeren in de realiteit en teder gaat Dave verder. Hij gaat door naar mijn kaak en mijn bovenlichaam en na een aantal minuten stopt hij. Hij neemt wat verband vast en begint de brandwonden te bedekken.
Zodra Dave klaar is kijkt hij me even aan en hij legt de gebruikte spullen weer weg. "Je moet rust houden en de komende uren niks doen. De brandwonden zijn niet heel diep, maar ze hebben wel je zenuwen min of meer geraakt." Ik kijk hem verbaasd aan en vraag: "Mag ik vragen hoe oud je bent?" Hij is klaar met opruimen en loopt de kamer weer uit, terug naar waar we eerst waren. Ik loop met moeite acter hem aan en hij gaat zitten op een bank, in het midden van de kamer. Ik laat me naast hem zakken en kijk hem kort aan. "11." Ik trek een wenkbrauw op en hij zegt weer: "Ik ben 11 jaar." Verbaasd en vol bewondering kijk ik hem aan. Hij kijkt terug en zijn ogen hebben dezelfde kleur als die van Beau. Even is het stil en staren we elkaar alleen maar aan. Ik knik kort en Dave staat op. "Ga maar liggen, ik breng een kussen en een deken. Veel kun je niet doen, vrijdag ga je Annabel weer zien maar je moet nu rusten." Bij haar naam verschijnt er een kleine glimlach op mijn gezicht. Meteen gaat mijn blik over in een vragende uitdrukking en ik vraag: "Waarom moest ik mee hier naartoe? Waarom mocht ik niet meteen naar Annabel?" Dave schudt zijn hoofd en zegt: "Je moet rusten." Hij staat op en laat mij voor een paar seconde alleen. Hij komt terug met een kussen en een deken en legt het kussen naast me. Hij laat het deken even aan de andere kant van de bank liggen en geeft me een shirt. Ik neem het aan en laat het lichte stof over me heen glijden. Ik besef me nu hoe moe ik ben en ga op het kussen liggen. Voor ik nog iets voel, vallen mijn ogen dicht en val ik in een diepe slaap.

The boy that i loveWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu