-

1.7K 72 2
                                    

Gespannen laat ik mijn schouders hangen en open mijn ogen. De jongen staat op en loopt naar een vrouw toe. Hij fluistert iets en de vrouw knikt kort. Niet veel later komt ze terug met een bord. Hij neemt het van haar aan en loopt weer richting mij. Hij plaatst het bord voor me neer en ik knars met mijn tanden als ik kijk naar het rijst met een stuk vlees. "Jullie denken serieus waar dat ik hier ook maar íets van ga eten?" Ik kijk hem argwanend aan en hij kijkt met een neutrale blik terug. "Ja." Antwoordt hij kort dwingend. Ik schud spottend mijn hoofd en schuif het bord zo ruw weg dat alles zich verspreidt over de tafel. Een vurige blik vult de ogen van de jongen, maar al snel herstelt hij zich weer. "Tuurlijk, wat jij wilt, schoonheid. Je weet dat je dit niet gaat volhouden?" Ik haal mijn schouders op en zeg: "Zo lang als mogelijk." Ik kan nu sowieso een klap verwachten maar het kan me niks schelen. De jongen gaat naast me zitten en legt zijn ellebogen op tafel. Hij kijkt me met een bewonderende blik aan waar ik verder geen aandacht aan besteed. Ik kijk weer naar mijn nagels en denk aan Rowan. Zijn jasje! Ik zit meteen rechtop en adem in. Ik heb Rowan zijn jasje aangehad, waar zijn mobiel inzit. Als ik die nou vind... Ik kijk de jongen aan en zeg: "Wat is je naam?" Kort kijkt hij me verbaasd aan en glimlacht licht, waardoor hij er minder angstaanjagend uitziet: "Beau." Ik kijk weer weg en speel met mijn handen. "Beau?" Hij kijkt me doordringend aan en ik kijk met een stalen blik terug. "Waarom doen jullie dit?" Hij trekt een grimas en zegt: "Dat weet je wel." Ik schud afkeurend mijn hoofd en lach spottend. "Onlogisch dit, gewoon." Ik mis de geur van Rowan zijn jackje en begin steeds zenuwachtiger met mijn vingers te spelen. "Jemig, stop, je maakt me nerveus." Schreeuwt Beau bijna. Ik blijf doorgaan en hij slaat met zijn hand op de tafel.
"Stop, zei ik." Ik kijk hem aan van zijn plotselinge uitbarsting. Hij staat op en loopt weg. Twijfelend sta ik op en volg hem door dezelfde deur waar we naarbinnen zijn gegaan. "Je slaapt hier." Hij opent een paar meter verderop een deur en laat me naar binnen. Als ik binnen ben hoor ik de deur dicht slaan en een klik.
Het slot zit erop.
Ik kijk om me heen en zie een bed in het midden van de kamer staan. Twee boekenkasten zorgen voor een zachte uitstraling en ik loop langzaam naar de sofa die naast de kasten staat. Ik ga er op zitten en strijk met mijn handen over de zachte stof. Het doet me denken aan de bank die in de hut staat en ik voel de tranen branden acher mijn ogen. Ik sta weer op en loop naar de boekenkast. Een boek met een bordeaux rode kaft vind mijn aandacht en ik trek hem er tussen uit. Ik voel de zachte stof en sla hem open. Witte pagina's komen me tegemoet en ik blijf ze omslaan. Witte bladen. Ik ga weer op de sofa zitten en blijf doorbladeren. Na elke bladzijde bestudeert te hebben sla ik hem weer dicht. Ik kijk rond en zie een bureau staan. Ik sta op en verplaats me op de stoel die ervoor staat. Ik pak een oude vulpen en trek voorzichtig de dop eraf. De kroon is versiert met krullen en aan de inkt erover heen te zien schrijft de pen zwart. Ik zucht en sla het boekje weer over.

Dag 1, weg van huis
Het gevoel hebben dat je bezit van iemand bent, dat je niks kunt doen is ondraagelijk. Je wilt naar je vrienden, je familie, je thuis. Ondanks dat je op een onbekende plek verblijft, met onbekende mensen en de angst dat die mensen je iets aan doen heb je toch het gevoel dat je het kunt, dat je sterk genoeg bent, dat niemand jou, je vrijheid af kan nemen. Blijven vechten is dan het enige wat je kunt doen, blijven hopen is een optie. Als je hier zo zit, ga je nadenken. Je denkt na over je kansen, je denkt na over ontsnappen, je denkt na over manieren waarop je deze hel kunt doorkomen, je denkt na over wat er later zou gebeuren. Ook ga je denken aan de personen om wie je geeft ook aan jou zullen denken, of ze nadenken je hier uit te halen. Denkend aan dat, wordt je slapper, minder sterk, uitgehongerd, misschien zo dat je het niet meer aankunt. Op dat moment moet je weten dat er een einde komt, dat het altijd goed komt hoe slecht het ook is. Misschien is het einde niet het fijnst maar misschien wel het best. Daar kun je pas later echt over meepraten als je het hebt meegemaakt.

Ik leg de pen neer en lees het nog een keer over. Waar dit allemaal vandaan komt, ik heb geen idee. Ik blijf maar denken aan Rowan zijn jackje. Hij moet hier nog ergens liggen. Ik sluit het boekje en stop het terug in de kast. Ze hoeven niet te weten dat ik hem gebruik. De pen leg ik terug op zijn plek en ik loop naar de deur. Ik haal mijn hand omhoog en duw de klink naar beneden.
Op slot.
Ik geef een schop tegen het hout aan en draai me om. Ik glijd via de deur met mijn rug naar beneden.
Dit is hopeloos.

The boy that i loveTahanan ng mga kuwento. Tumuklas ngayon