-

1.7K 78 2
                                    

Ik voel een ruk aan mijn haren en kom met een doffe klap neer op de grond. Het natrillen zorgt ervoor dat ik mijn zicht kwijt ben en ik grijp naar mijn schouder. Rowan schreeuwt mijn naam en langzaam zie ik de kamer weer verschijnen. Rowan en Kevin worden als een waas verwijdert van de kamer en ik zie dat Rowan zijn hoofd nog heftiger bloedt. Ik duw mezelf omhoog en  wil schreeuwen maar er komt geen geluid. Ik hoor het schreeuwen doorgaan en mijn gedachten lijken één grote draaikolk. Mijn hoofd bonst en mijn hart klopt in mijn keel. Ik hoor een deur dicht gaan en voel een schaduw over me heen vallen. Ik kijk op en zie de jongen staan. Hij steekt zijn hand naar me uit, die ik negerend afwijs. Ik trek mezelf op en probeer mijn knikkende knieën in bedwang te houden. Hij laat zijn hand langs zijn lichaam vallen en kijkt met een mysterieuze glimlach naar mij. Ik loop langzaam naar achteren. Met elke stap die ik naar achteren zet, volgt hij mij met een stap naar voren. Ik werp een vluchtige blik naar de deur en schat de afstand tussen ons in. Zonder erbij na te denken ren ik langs hem heen. Ik duw de deur open en zie een lange gang. Ik sprint naar de overkant en zie een andere deur. Ik probeer hem en met een klik vliegt hij open. Ik ren verder en voel mijn longen branden. Geschreeuw achter me bewijst dat ik niet alleen ben en met volle snelheid volg ik de lange gang. Een splitsing zorgt ervoor dat ik snelheid minder. Voetstappen achter me doen me de weg links kiezen en rennend zie ik een man aan de overkant. Ik vloek binnenmonds en ren met volle snelheid op de man. Hij komt me tegemoet en maakt zich breed. Ten einde raad glip ik langs hem en hij grijpt naar mijn haren. Als verloren voel ik hoe hij een ruk geeft en een pijnscheut vult mijn zenuwen. Ik begin om me heen te slaan en voel dat ik hem een klap geef. De seconde die hij verslapt gebruik ik en ik ruk me los. Mijn haren plakken in mijn nek en ik voel hoe mijn benen het opgeven. Op automatische piloot ren ik door en zie dat de gang doodloopt. Paniek komt omhoog en ik draai me met een ruk om. Ontspannen komt de man naar me toelopen. "Domme meid, dacht je nou echt de weg hier te kunnen vinden? Je hebt je tijd alleen maar verspilt." Een grijns doet me de rillingen over mijn rug lopen en ik snauw: "Beter mijn tijd verspillen, dan met jullie in een kamer zitten." Hij grinnikt en zegt: "Stoere houding hoor, beter verander je die anders wordt dit de hel van je leven." Ik trek een grimas en zeg: "Liever mijn leven een hel, dan met jullie idioten opgescheept te zitten. Laat me gaan, wat hebben jullie aan mij!?" Ondertussen ben ik gaan schreeuwen en de jongen van net komt aanlopen. "Dus, schoonheid." Ik bal mijn vuisten als ik hoor hoe hij me noemt. Ik houd me in en hij gaat door: "Ik kan het wel verder, ga maar." De man geeft de jongen een korte knik en hij loopt weg. Mijn hoofd is nog steeds aan het bonsen en ik voel nog een druppel langs mijn nek. Het bloeden begin langzaam weer en ik kijk de jongen strak aan. Hij komt langzaam op me af lopen en ik ga tegen de muur staan. Hij wilt dichter bij komen als ik zeg: "Waag het niet, nog een stap te verzetten." Lichtjes krullen zijn mondhoeken omhoog en stopt hij met lopen. "Wat jij wilt, schoonheid." Langzaam adem ik in en uit en geef geen commentaar. Ik ken dit soort jongens, hoe meer aandacht je ze geeft hoe erger ze gaan doen. Hij maakt aanstalten om naar me toe te komen maar hij bedenkt zich. Hij draait zich om en begint rustig weg te lopen. Ik trek mijn wenkbrauw op en kijk hem na. "Schoonheid, ik denk dat het beter is dat je met me mee gaat. Rond deze tijd, moet zo'n mooie meid als jij hier niet alleen lopen." Misschien zie ik nu alleen zijn rug maar ik weet dat hij staat te grijnzen.
Langzaam bewegen mijn benen zich om achter hem aan te lopen. Zonder om te kijken loopt hij door en gaan we terug naar de richting waar ik vandaan kom. Zuchtend laat ik mijn armen langs mijn lichaam terwijl ze bij elke stap een zwaai geven. Ik mis de warmte van Rowan, de grappen van Kevin, het gelach van Julia, de manier waarop Daan glimlacht. Een steek. Daan. Mijn ogen vullen zich met tranen en ik houd ze tegen. Ik wil naar huis. Ik wil hier weg. Ik sla mijn armen over elkaar heen, als ik de toch voel. De jongen opent een deur en loopt erdoor heen. De geur van eten komt me tegemoet en ik loop aarzelend achter hem aan. Een aantal mannen zitten op een bank naar een tv te kijken. De man van net kijkt op en kijkt me grijnzend aan. Ik draai mijn hoofd en de jongen gaat aan de eettafel ziten. Ik blijf staan als hij me een stoel aanwijst. Ik ga echter op een hele andere zitten, die zover als mogelijk van hem vandaan zit. Ik leg mijn handen op tafel en speel met mijn nagels. Ik zie hoe de jongen zijn hoofd schudt en mij aan kijkt. Ik blijf naar mijn handen staren en sluit mijn ogen.

Ik voel me voor het eerst weer, alleen.

The boy that i loveWhere stories live. Discover now