39. Je bent de beste

34 4 10
                                    


Pov Amber
'Nog is bedankt om helpen op te ruimen,' zeg ik voor de ik-weet-niet-hoeveelste-keer tegen mijn beste vriend. Hij haalt glimlachend zijn schouders op.

Ik was net klaar met bananenbrood te bakken toen Dagmar aanbelde en hij was zo lief om te helpen afwassen.

'Ik help je graag,' zegt hij. We kijken in elkaars ogen. Ik kan niet helpen te glimlachen.

Ik weet dat perfectie niet bestaat, maar hij komt wel enorm dicht in de buurt.

'Hey, Dagmar. Wil je blijven eten?' Vraagt mama, die de keuken komt ingelopen. Dagmar knikt glimlachend.

'Ik ga daarna wel nog even langs mama,' zegt hij. Ik kijk op. 

'Ik ga mee. Het is al even geleden,' glimlach ik. Hij knikt. 

We gaan naar mijn kamer en praten nog wat, voor mama ons roept om te komen eten.

Aan tafel schept iedereen op. 


'Weet je, Dagmar, het is fijn dat je hier zo vaak bent,' zegt mama plots.

Dagmar glimlacht naar haar en in zijn ogen verschijnt een prachtige schittering.

'Je bent een beetje een zoon geworden. Je bent hier zo vaak,' zegt ze nog lachend.

'Bedankt dat ik hier zo vaak mag zijn, trouwens. Ik voel me echt op mijn gemak bij jullie,' zegt hij en glimlacht naar ons.

Er kriebelt iets in mijn buik wanneer hij in mijn ogen kijkt, maar ik negeer het en eet verder.

'Het is leuk om te zien hoe'n goede vrienden jullie allemaal zijn. Vooral jij en Amber. Vroeger had ze namelijk niet zo veel vrienden,' vertelt papa.

Dagmar knikt begrijpend. Ik had het hem al eens verteld.

'Mevrouw, het eten is heel lekker,' zegt Dagmar en mama glimlacht warm naar hem.

'Asjeblief, jongen, noem me Carolina. Mevrouw klinkt zo formeel,' lacht ze. Dagmar grinnikt. God, wat hou ik van zijn lach.

Zou hij zelf doorhebben hoe geweldig hij is?

-

We lopen door de gang van het ziekenhuis, naar Dagmars moeder. Aangekomen bij haar kamer, klopt hij op de deur.

'Binnen,' zegt een onbekende vrouwelijke stem. Dagmar fronst en stapt de kamer binnen.

Een verpleegster is de kamer aan het opruimen, geen spoor van Dagmars moeder.

Dagmar kijkt met schrik in zijn ogen naar mij en richt zich dan op de verpleegster.

'Waar ligt de vrouw die hier lag? Mijn moeder lag in deze kamer. Ze is toch niet-' 

Hij stopt en er verschijnen tranen in zijn ogen. Zijn handen kneden het doosje waar een stuk bananenbrood inzit bijna plat. 

'U hebt het over mevrouw Janssens? Ze is weg. U kan het bij de balie navragen,' zegt ze kalm.

Dagmar blijft staan. Ik neem zijn hand vast en verstrengel onze vingers. Hij kijkt me aan met een verdrietige blik. Ik trek hem zachtjes mee uit de kamer, wil zijn hand loslaten, maar hij houdt mijn handje stevig vast. Zijn andere hand, degene met het doosje in, hangt slap langs zijn lichaam.

Ik glimlach schaapachtig en wandel met hem naar de balie. Daar aangekomen wacht ik op mijn beurt. De jonge man achter zijn bureau glimlacht vriendelijk en blikt kort naar onze handen.

'We zoeken mevrouw Janssens. Ze ligt niet meer op haar gebruikelijke kamer,' zeg ik.

De man glimlacht en knikt. Hij tikt wat in op zijn computer, scrollt even en kijkt dan terug op. Hij laat zijn blik even rusten op Dagmar, die naar de grond staart. Daarna kijkt hij naar mij en glimlacht.

In hun ogenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu