79. Overheersende Saber

261 16 11
                                    

Dit genot van complete stilte duurde niet lang.

Het zachte geslenter van een groepje mensen bereikte mijn gehoor en al snel kwam een groepje meiden de hoek om wandelen. Hun ogen vielen meteen op mijn zielige verschijning en al snel begon het gefluister.
   
'Moet je zien. Was dat niet het gevalletje in de kantine?'
   
'Freak.'
   
Verafschuwd balde ik mijn vuisten, waarbij mijn nagels zich in mijn huid begroeven en mijn vingers omwikkeld werden met Prudence's warmte.

Ze had haar hand op de mijne gelegd en gaf me een houd-je-in-blik. Ik zou nooit niet kunnen gehoorzamen, kijkend naar haar zorgzame turquoise ogen. Ik knikte zacht en wendde mijn blik af van de meisjes, die alweer lachend doorgelopen waren. Nog voordat ze uit het zicht verdwenen waren, hoorde ik het getik van SIM-toetsen.
    
En nu wisten niet alleen de leden in de kantine wat er gebeurd was, maar waarschijnlijk het hele Instituut. Het zou niet lang duren voor er vragen werden gesteld. Maar wat belangrijker was: ik wist wat er met Audrey aan de hand was. Althans, ik had een sterk vermoeden.
     
Een tintelend gevoel bleef na minutenlang diep ademhalen over in mijn lichaam. Het leek niet meer weg te gaan.
     
'Kom', sprak Prudence, waarna ze mijn schouder vastpakte en me overeind hielp. Ze klopte het vuil van mijn kleren en gaf me een bemoedigende glimlach.
      
'Ik weet niet wat er gebeurde, maar we komen hier wel uit, ja?'
      
Nog een laatste diepe zucht voor mijn voeten weer loskwamen van de grond en we de buitenlucht vonden.

Verfrissende geuren kwamen me tegemoet. Van vleugjes rozemarijn en droog hout, naar briesjes van mint, jasmijn en appels. Lichte neveldruppels vulden de lucht en bevochtigde mijn bezwete huid. Mijn lichaamstemperatuur nam af en verkoelde met de koele wind.

Heel even leek mijn hoofd het fluisteren van de wind waar te nemen als de woorden die net in mijn hoofd hadden geschreeuwd. Maar zo snel als de wind kwam, verdween het ook weer.
     
We liepen richting de grens van het schild, langs een klein moestuintje en een sportveld, naar een afgelegen bankje. Voor ik ging zitten sloeg ik een paar bladeren van het bankje af.
     
'Beter?', vroeg Prudence, die naast me kwam zitten.
     
Ik nam diep adem en knikte. 'Beter...'
     
De deuren van het Instituut klapten open en tientallen leden, met gevulde magen, liepen naar buiten. Waaronder Ryder, die boven meerdere leden uittorende met zijn donkerblonde lokken. Nadat hij zijn groepje macho vrienden had gevonden, vond zijn blik de mijne.
     
Een schok ging door me heen en –
     
Hij had zijn hand ruw losgetrokken van mijn arm. Allebei hijgden we en een grote vlek van bloed bedekte mijn shirt, maar ik kon niet zeggen of dat van mijzelf was of iemand anders.
    
'Laat mij dit doen', beet hij me toe.
    
'Nee', kaatste ik terug.
    
Ik voelde een scherpe steek van pijn en een duw in mijn rug.
    
'Je hebt geen keus, Adelyn. Je moet – '
  
- net zo snel als het was gekomen, verdween het beeld weer.

Verward schudde ik mijn hoofd. Wat was dit? Was dit een verloren herinnering of nog een beeld die mijn gedachten teisterde en tot een puinhoop bracht? Of was het meer dan dat?
     
Ryder keek mij nog steeds aan, net als ik hem nog aankeek. Maar ik zag geen verbijstering of verwarring. Alsof... ik de enige was die dat had gezien.
  
Voordat ik de kans kreeg om ons oogcontact te verbreken, zag ik hoe Ryder iets tegen zijn vrienden zei en zich vervolgens afwendde. Zijn intimiderende gestalte kwam mijn kant op, wat werd opgemerkt door Prudence.
   
Hij bereikte ons afgelegen plekje en hield mijn blik vast.
   
'Mag ik haar even lenen?' 

Zijn blik en lichte grijns waren naar Prudence gericht. Ze knikte en maakte een soort wuivend gebaar dat we konden gaan. Ik stond op om met hem mee te lopen, een gebaar die ik een paar weken of maanden terug nooit, maar dan ook nooit, had verwacht.
    
'Wat is er?', vroeg ik, gravend in mijn geheugen of ik een geplande training met hem was vergeten.
   
'Herinner je je nog dat ik zei dat je iets van me zou krijgen?' Zijn donkere wenkbrauwen gingen zachtjes omhoog.
    
Ik snoof. 'Je bedoelt die verrassing, waar je me niks over wilde vertellen?'
    
Hij lachte. 'Juist.'
    
Samen liepen we over het grasveld, terug het Instituut in. Hier en daar wierpen enkele meiden een blik op mij. Ik rook de jaloezie vanaf hier, ook al walgde ik van het idee dat er iets was om jaloers op te zijn.

UltravioletWhere stories live. Discover now