61. De Zonnehoogten

288 20 3
                                    

Zacht krakend ging de deur open. Voor mij onthulde een middelgrote zaal. De wanden hadden de kleur van een wolkeloze lucht, versierd met schilderingen in verschillende tinten blauw en wit. Zeker acht leden, van jong tot oud, bevonden zich in de zaal, waarvan vijf een cirkel vormden en de overige drie bij zichzelf op een matje zaten, in kleermakerszit. De sfeer hier was ongelofelijk rustgevend en kalmerend, waardoor mijn schouders zich meteen ontspanden en mijn ademhaling tot rust kwam.

Een sterke bries zorgde ervoor dat de deur met een klap achter mij dichtviel, waardoor ik en iedereen in de zaal ineenkromp en ik de volle aandacht op mij kreeg.

Oeps.
Tot zover de rust.

Na enkele korte, geïrriteerde blikken, trokken ze hun aandacht terug naar de rust van hun meditatie. Behalve één iemand. Een man met een lichtgetinte huid, zwart haar en donkere ogen wenkte mij om naar hem toe te komen. Dat moest Aiden zijn.

Zo stil mogelijk naderde ik de man, die een korte baard had en een pyramide snor boven zijn lippen. Des te dichterbij ik kwam, des te egaler zijn gezicht was. Hij had een witte T-shirt aan, met daaroverheen een zwarte vest. Hij had zijn blik alweer van mij afgewend en ik besloot naast hem op het matje te zitten, in dezelfde kleermakershouding.

'Jij moet Maeve zijn', sprak hij, zijn ogen gesloten en zijn stem zo zacht dat niemand gestoord werd. Ik knikte.

'Levi had mij doorverwezen', zei ik. Mijn handen deed ik in dezelfde houding als de zijne. Hij opende één van zijn ogen in een kier en zei toen: 'Dan heb je geluk dat ik een plek voor je over heb.'

Verwonderd keek ik om me heen en merkte ik hoe een middeloude man woorden fluisterden tijdens zijn meditatie. Het waren geen woorden die ik kon verstaan, maar het was zoiets als: Institutttet er mitt hjem. Hjemmet mitt er her, og jeg beskytter det som mitt.

Puzzelend probeerde ik te achterhalen wat hij zei, maar het enige dat ik herkende was het woord "Instituut". Wel wist ik dat er leden vanuit de andere Valeïse Steden kwamen en daarmee dus ook een andere taal mee konden brengen. Vaak spraken ze dezelfde taal, maar zo nu en dan kwam je iemand tegen die een tweede Valeïse Taal had. Zoiets was zeldzaam.

De Steden waren autonoom en erg beschermend over hun stad en algemeen bekende taal. Velen deden niet de moeite om een tweede taal te leren, laat staan om een andere Valeïse stad te bezoeken. Als je dat wel deed, was het lastig om als een echte burger te worden gezien. Je was altijd een buitenstaander.

Axon daarentegen was een bedrijf dat in alle Valeïse Steden was gevestigd, maar het oorspronkelijke en grootste bedrijf bevond zich in Valis. Dat was dan ook de reden dat het Instituut zich hier bevond. Gelukkig voor de Emory's buiten Valis, waren ze hier welkom en was het Instituut druk bezig met kleinere vestigen in de andere Steden. Ook had Adam mij verteld dat ze al meerdere schuilplaatsen hadden gebouwd voor hun om zich te verschuilen en contact met ons op te nemen voor een verplaatsing naar het Instituut.

Naast mij hoorde ik hoe Aiden scherp inademde en na enkele seconden de lucht naar buiten blies. Zijn donkere ogen gingen open en keken mij bedachtzaam aan.

'Klaar?'

Heel even verdwaalde ik in zijn dromerige, wijze blik, proberend om te achterhalen wat voor persoon hij was. Wat ik van hem kon verwachten.

'Volg mij', zei hij tenslotte, waarna hij rustig uit zijn kleermakerszit overeind kwam. Lenig strekte hij zijn lichaam en boog hij zichzelf in meerdere bochten, zodat ik zijn botten kon horen kraken. Zodra al zijn spieren weer tot leven waren gekomen, liep hij naar de deur. Ik volgde hem in zijn kielzog en merkte hoe licht en geluidloos hij liep. Zelfs met versterkte zintuigen zou je hem amper kunnen horen aankomen. De trillingen onder de grond waren nauwelijks te voelen, al helemaal niet met het dreunende gestampvoet op de gangen.

Ik hoop dat hij mij dat kan leren.

Met zijn rug tegen de open deur gedrukt, liet hij mij langs hem heen lopen, als een "gaat u voor" gebaar. Met een zachte zwaai deed hij de deur dicht, opnieuw geluidloos.

In een oogwenk liep hij naast mij, zeker tien centimeter langer dan ik dat was. Ik zei niks en besloot hem gewoon te volgen in zijn stappen. Naast mij rook ik de sterke geur van wierrook, waardoor ik even moest hoesten. Aiden trok een wenkbrauw omhoog.

'Deze kant', sprak hij, zijn stem diep en zacht. Een heerlijk geluid om naar te luisteren.

Ik volgde hem nauw in zijn bewegingen en probeerde ondertussen niet te overspoeld te worden door prikkels. Het was ongelofelijk vermoeiend om dit elke keer te doen. Op een moment moest het vanzelf kunnen gaan, maar voorlopig bleef het me goed dwarszitten.

Het baarde me zorgen dat ik mogelijk mijn hele leven lang hieraan vast zou zitten. Dat elke plotselinge, harde geluid mij zou laten schrikken. Dat ik misschien niet normaal meer kon leven.

Dat was sowieso iets dat ik betwijfelde.

Na een volle minuut bereikten we de gang die richting wees naar de werkruimtes en aan de rechterkant werd een nieuwe, onbekende deur onthuld. Het gebouw leek aan de buitenkant kleiner dan het in werkelijkheid was.

Opnieuw liet Aiden mij als eerste de ruimte binnengaan, die compact en stijlvol ingericht was naar de precieze smaak die ik bij hem had verwacht. De muren hadden een licht olijfgroene kleur en zodra ik binnenstapte merkte ik de grote, wit omlijste ramen aan mijn rechterkant. Het licht dat binnenkwam door deze ramen, viel op een wit, glanzend bureau daarvoor, met in de hoek een grote plant. En natuurlijk was de unieke, hout-ontworpen boekenkast niet te missen.

UltravioletWhere stories live. Discover now