30. Uitgehongerd en alleen

389 19 8
                                    

Ik was onvoorspelbaar, roekeloos en had mezelf niet langer meer onder controle. Hij had alle recht om mij niet te vertrouwen en ik had alle redenen om hem te haten.

De tijd was aangebroken waarop de misselijkheid mij in zijn greep nam, gepaard met mijn vermoeide geest. Langzaam leek de wereld te kantelen en rondjes voor mijn ogen te draaien.
    
Half afgetakeld prikten mijn nagels in de binnenkant van mijn hand. De metaalgeur van bloed drong mijn neus binnen en de wereld leek weer terug te draaien op zijn plek.
   
Bang dat deze missie door mijn toedoen zou vallen, drukte ik alle emoties en pijn weg in het holle binnenste van mijn ziel.
   
Het luide gewapper van vleugels waarschuwde ons voor een zwerm vogels. Voor mij deinsde Ryder achteruit, ver genoeg om niet geraakt te worden.
   
Nadat de zwerm was weggetrokken, viel de stilte weer terug en sloegen we de hoek om. De ingestorte huizen en afgebakerde gebouwen met planken die een kruis vormden, duidden op een volgend slachtoffer van de pest.

Akelige geuren en fluisteringen vertelden mij over alle dingen die hier waren gebeurd. Alle mensen die hier hadden gelegen en hun laatste adem hadden uitgeblazen. Hoe hun lichaam werd verteerd door een groot vuur, oplossend in restjes as, niets meer dan een vervagende herinnering.
    
'Soms besef ik me hoe dom de inwoners van Valis zijn om het verhaal van de Zwarte Pest te geloven. Om de lulverhalen die corrupte wetenschappers aan hun voeten neerleggen', zei Ryder, de knoop in de verontrustende stilte doorhakkend.

'Ze geloven tegenwoordig echt alles wat ze je vertellen. Het antwoord is te vinden in een redelijk verstand, wat zeldzaam blijkt te zijn.'
  
De trilling in zijn stem bleek van teleurstelling en verslagenheid.

Enkele dagen terug leek er niks mis te zijn met het leven in Valis, alles ging zijn gangetje en de stad bruiste van leven. Maar nu had mijn mening een complete ommekeer gemaakt, en niet ten goede.
  
'Ryder?', vroeg ik nadat we een nieuw steegje in waren geslagen. Zijn voorzichtige voetstappen veroorzaakten een lichte trillingen over de grond. Een laag mompelend geluid verliet zijn mond.
  
'Hoe wist Naelin dat ze een Emory was?' De vraag sneed door de stilte heen en meteen kreeg ik spijt van mijn woorden. Ryders rug verstrakte en hij leek te verstarren.
  
'Ze had de gave om de wind aan te sturen. Toen er een storm over Valis woekerde, was ze zo bang dat ze de wind gebood om terug te trekken. Ze vertelde me dat de wind fluisterde. Dat ze de wind aanvoelde en het haar gebood om hem aan te sturen', vertelde hij luchtig, zijn blik gericht op de lucht.
  
'Toen ze stierf, was alles windstil. Het...' Hij onderbrak zichzelf om een diepe ademhaling te nemen. 'Het was de meest pijnlijke stilte die ik ooit heb ervaren.'
  
Dit was niet één van zijn spelletjes, dit was niets minder dan de waarheid. Een geur van verdriet en schuld stootte van hem af en bereikte mijn zintuigen. Ook nu bleef de wind stil.
   
'We zijn bijna in het Lentewoud', zei Ryder, van onderwerp veranderd.

Het Lentewoud was de plek waar het Instituut zich bevond, dat was alles dat ik wist. Hoge dennenbomen reikten boven de gebouwen uit, met in de verte glooiende hellingen van een weide vol grazende geiten en schapen. De gruwelen van net kwelden mij en dansten om mij heen als een plagende schaduw. Ik dwong mezelf om deze af te schudden.
   
Een dikke, lichte wolk smeerde het zonlicht langs de hemel, die bevlekt was met verschillende tinten blauw. Variërend van cyaan tot violetgekleurde strepen die de lucht sierden en een werkelijk kunstwerk vormden.
   
De zolen onder mijn laarzen versleten op de smalle ruwweg, die uitweek in meerdere paden, leidend door het bos. Ryder vervolgde zijn weg zonder twijfels over het meest linkerpad.

Verwonderd dacht ik na over het feit dat Ryder mij elke dag in de gaten had gehouden. Dat hij mij wellicht had achtervolgd, zonder dat ik het had gemerkt. Dat hij over deze weg liep na een lange dag op school, wetende dat ik zorgeloos mijn leven leidde, zonder enig idee wat er echt speelde.
   
'Elysian wil met je praten zodra we terug zijn', sprak Ryder met een ruwe stem. Hij moest hem hebben verteld wat er was gebeurd.
   
Zenuwachtig slikte ik de brok in mijn keel door. Misschien zou hij me wegsturen en net als vader en Alyssa in een safe house stoppen, gevangen en elke dag vrezend voor wat zou kunnen gebeuren. Niet wetend wat er gaande was en of ik ooit nog een normaal leven zou kunnen leiden.

Huiverend versnelde ik mijn pas, om Ryders snelheid bij te houden.

Kale grond van de met zaden bestrooide akkers maakten plaats voor sierlijke heidevelden en zompige moerassen, die snel veranderden in een spontaan, jong bos, waar braamstruiken en brandnetels de eenzame bomen omcirkelden.

Diverse paddenstoelen namen hun plaats in op de vochtige bodem en ruwe schorsen. Van zwammen tot champignons, tot zadelzwammen en gewone elfenbankjes op de bomen.
  
Ryder liep zo'n twee meter voor mij en bekijk zijn omgeving, alsof we twee mensen waren die toevallig op hetzelfde moment door het bos struinden. Onze kleren nog steeds bevuild van het gevecht.
  
'Hoe kwam je in aanraking met het Instituut?' Nogmaals haalde ik zonder schuldgevoel een vraag uit mijn gedachten, die Ryder lichtelijk mopperend beantwoordde.
  
'Naelin was weggelopen van huis, toen alles haar te veel was geworden, en ik haar... misschien heb gekwetst met een gedachte', begon Ryder, zonder zijn snelheid te vertragen.

'Eén van de Emonen, Mace, was toegewezen om haar te beschermen. Hij vond haar dagen later in het bos, uitgehongerd en roepend om hulp. Zonder hem hadden we haar nooit gevonden en had ze het nooit overgeleverd.'
   
Ryders schraapte zijn keel.
  
'Hij vertelde ons over het Instituut en dat het beter was voor haar en onze familie, om daarheen te gaan. Ik stond erop aan om mee te gaan, ook al was ze nog steeds boos op me. En de rest was geschiedenis', zei hij.

Heel even leek zijn stem een toontje lager te gaan aan het einde van zijn zin. Het veranderde van zacht en gemeend, naar hees en ruw.
  
Een nieuwe vraag borrelde in me op, die ik meteen weer terugduwde. Ik had hem eindelijk op een plek gekregen waar hij mij over zijn verleden vertelde, ik kon het niet maken om verder te graven. Als ik me aan Jax' smeekbede wilde houden, moest ik dit voorzichtiger aanpakken.
   
Waarom, in vredesnaam? Een vraag die ik me zelf ook afvraag, maar waar ik nu een antwoord op heb. Voor de missie. Voor het onderzoek waar mijn moeder haar leven voor had gegeven.

Om dit te laten slagen, moest ik met Ryder, de moordenaar van mijn beste vriendin, samenwerken, hoe erg ik het ook verachtte.

UltravioletOnde histórias criam vida. Descubra agora