78. Glazige ogen van de toekomst

250 17 5
                                    

De volgende ochtend voelde ik een onrustig gevoel nestelen in mijn hoofd. Iets dat ik niet goed weg kon zetten, of een plekje kon geven. Vandaag was zo'n dag waarop alles een beetje leeg voelde. Alles ging volgens plan, tot nu toe waren er weinig complicaties opgetreden, maar toch voelde alles... verdoofd. Alsof er ondanks alles nog een groot gat restte in mijn hart. Iets dat ik miste.

'-je eigen wel naar me?', vroeg Prudence.

Ik knipperde met mijn ogen tot ik er weer bij was. Alle geluiden van de luide kantine waren op de achtergrond gevallen en kwamen in één klap naar voren. Mijn ogen van die van Prudence en ik keek naar het volle bord voor mij, waar ik de afgelopen minuten doelloos door heen had zitten prikken, zonder ook maar een hap te nemen.

'Sorry, mijn hoofd zit een beetje vol vandaag', antwoordde ik stug.

Mijn aandacht werd getrokken naar de donkerblonde jongen, wiens diepblauwe ogen de verte in staarde, net als ik een seconde geleden had gedaan. Hij voelde mijn starende ogen en kruiste mijn blik. Voor een milliseconde leek ik pijn te kunnen zien. Een gevoel dat mij vandaag overheerste.

Ik keek weg om Prudence's vraag op te vangen. 'Is het vanwege de Competitie?'

Het moment was aangebroken waarop mijn maag begon te rommelen en ik nam een schep van mijn ineen geprakte pannenkoek. 'Onder andere ja.'

'Ik ook. Een gevoel zegt mij dat we dit jaar meer ongelukken zullen hebben', zei Prudence zacht, haar blik bezorgd en diep in gedachte.

Audrey onderbrak ons gesprek. 'Dat denk ik ook.'

Tegelijk draaide we onze hoofd naar het tengere, blinde meisje. Ze voelde onze blik en antwoordde gevoelloos. 'Dit wordt anders dan wat jullie vorige jaren hebben meegemaakt.'

Prudence keek me met een verwarde blik aan, vol vraagtekens. Hoe kon een blind meisje die we nog maar een paar dagen kennen, dit weten?

Ik schoof mijn stoel een stukje naar Audrey toe, boog me over de tafel heen om dichter binnen haar gehoor te zijn. 'Waarom denk je dat?'

Het onrustige gevoel was weer terug. Dit keer had het zich genesteld in mijn geest, die mij altijd leek te waarschuwen, maar die ook nu verward bleek te zijn.

'Horen jullie dat dan niet?', vroeg ze, alsof wij zojuist degene waren die iets raars hadden gezegd. Prudence rees haar wenkbrauwen en we antwoordden bijna synchroon: 'Nee?'

Ze keek op, haar ogen glazig voor zich gericht, zoekend naar waar wij ons ongeveer zouden bevinden. 'De stemmen.'

'Welke.-', vroeg Prudence, waarna enkele blikken van de tafel onze kant opschoten en Prudence haar stem dempte. 'Welke stemmen, Audrey?'

'Wat zeggen de stemmen?', ging ik verder, om de vraag te verdiepen.

Een gevoel had mij het antwoord al gegeven, maar nog geen plaats gegeven. Audrey nam een slokje van haar water, die ze met al het geduld weer op tafel zette, waarna ze op fluisterende toon antwoordde: 'De fluisteringen. Ze vertellen me dingen over de competitie.'

Geschokt keek ik van Audrey, naar Prudence. Ook Prudence leek het half-om-half te kunnen begrijpen en gaf me een vragende blik. Ik haalde mijn schouders op.

'Wat zeggen ze over de competitie?', was mijn volgende vraag. Ik probeerde mijn toon aan te passen, zodat ze zich niet overweldigd zou voelen door de vragen.

'Dood. Dat is het enige dat ze zeggen. Keer op keer, van fluisteringen tot schreeuwen, met af en toe de volgende zin: Het is haar tijd', antwoordde ze, friemelend met haar bestek.

Uit het niets vonden de glazige, blinde ogen van Audrey de mijne, alsof ze haar zicht terug had en me doelbewust aankeek. Een tintelend gevoel ontstond bij mijn vingertoppen toen haar ogen wit op leken te lichten. Het duurde maar een seconde, maar was lang genoeg om mij van mijn stuk te brengen.

Een schok verplaatste zich vanuit mijn vingertoppen en volgde een gestroomlijnd pad door mijn lichaam, waardoor ik uit reactie mijn stoel naar achteren schoof en vervolgens achterover op de grond tuimelde. Mijn hoofd knalde tegen de vloer en een gejaagd gevoel nam mijn lichaam over.

Prudence stond op van haar stoel om naar mij toe te lopen, en terwijl ze sierlijk naar me toe bewoog, vervaagde mijn blik. De geluiden verdwenen nogmaals op de achtergrond, behalve mijn eigen hyperventilerende gehijg en mijn razende hartslag.

Dood. Dood. Dood. Het is haar tijd.

De fluisteringen waar Audrey het over had, waren tot leven gekomen om mij te achtervolgen.

Mijn zicht werd compleet zwart. Zo donker, duister en alleen, dat ik bang was dat ik blind was geworden. Geschrokken tastte ik om me heen, op zoek naar houvast, maar ik vond niets. Lucht was het enige dat ik greep en de stemmen waren het enige dat ik nog hoorde.

Dood. Dood.... DOOD.

Nee! Houd op.

Dood. Tijd.

Het zwarte beeld maakte plaats voor lichte vlekken, en warmte wikkelde zich om mijn vingertoppen. Heel even leek ik verzoend te worden met de warmte. Met de heldere kleuren. Totdat alles ijskoud werd en het gewicht in mijn handen verslapte.

Ik zat gehurkt in het gras. Mijn blik viel op mijn omhooggerichte palmen, alsof ik zojuist iets in mijn handen had, dat nu verdwenen was.

Het enige dat over was gebleven was een zwarte vloeistof, die mijn handen, kleding en het gras bedekte. De geur van rotting en verderf. De smaak van pijn en bloed op mijn tong. Het gevoel van verlies en angst.

'Maeve!'

Ik knipperde en op het moment dat ik naar mijn palmen keek, waren ze schoon. Ik zat niet langer gehurkt op het gras, maar op de koude vloer van de kantine, met tientallen ogen op mij gericht en fluisteringen die de ruimte vulde.

Prudence had haar arm om me geslagen en tilde me op van de vloer. Nu pas realiseerde ik dat mijn hele lichaam beefde en er tranen over mijn wangen liepen.

'Het spijt me...', hoorde ik Audrey fluisteren toen ik langs alle tafels heen slenterde, weg van deze afschuwelijke situatie. Weg van alle rare blikken en de akelige stilte die er hing tijdens mijn vertrek.

De laatste tafel die ik moest passeren, was die van Ryder en zijn vrienden. Emily gunde mij geen blik waardig, maar Ryder daarentegen, gaf mij een ondoordringbare blik. De dreunende hoofdpijn zorgde ervoor dat ik niet langer kon lezen wat die blik betekende en ik concentreerde mij op het lopen, zodat ik niet over mijn eigen voeten zou struikelen.

Prudence had haar arm weggehaald toen ze merkte dat ik zelfstandig kon lopen en zwaaide de deur voor mij open. Binnen enkele seconden was ik verwijderd van het opgestegen lawaai en alle prikkels die binnen waren gekomen.

Ik zat nog steeds te hyperventileren en Prudence dwong mij op de grond te zitten. Met mijn rug gleed ik tegen de muur tot mijn handen en benen de koude vloer voelden.

'Maeve', begon ze, 'kijk me aan.'

De tranen prikten in mijn ogen en met moeite hief ik mijn hoofd omhoog om Prudence aan te kijken. Ze legde haar hand strelend op mijn been.

'Je bent veilig. Je bent nu veilig.'

Dood. Dood. Het is haar tijd.

De stemmen waren gebleven en met een impulsieve gedachte begon ik te schreeuwen. Voor enkele secondenlang schreeuwde ik de longen uit mijn lijf, om de stemmen het zwijgen op te leggen. Ik weet niet hoe ik erop kwam, maar het werkte.

Na kort hijgen en Prudence mijn excuses aan te bieden voor het plotselinge geschreeuw, was het eindelijk stil. In mijn hoofd en mijn omgeving.

Stil.

UltravioletWhere stories live. Discover now