31. Onzichtbaarheidsgloed

338 21 1
                                    

'We zijn er bijna.'

Ryder keek in zijn ooghoeken of ik mee kon komen en vestigde zijn ogen opnieuw op het pad, dat kronkelend tot een bocht vormde en ons meevoer naar de open plek, waar ik niet lang terug van was weggevlucht.

'Nu heb ik een vraag', zei Ryder plots, toen het grasveld met witte en gele bloemen tevoorschijn kwam.

Ik kantelde mijn hoofd een stukje en liet een mompelend geluidje uit mijn mond weerklinken, dat hetzelfde zei als: 'Wat is het?'

'Hoe ben je door het schild heen gekomen? Alleen leden met de gravering van het Witte Licht kunnen erdoorheen', sprak hij, dit keer met een oprechte geïnteresseerde toon. Iets waarvan je al kon raden dat het zeldzaam was voor Ryder.

'Dat deed ik niet zelf', antwoordde ik. 'Twee Emonen kwamen terug van een missie, en toen ben ik erdoorheen geglipt.' Het was een kort, duidelijk antwoord.

Ryder had zijn pas vertraagd en kwam nu wat meer naast mij lopen. Zijn aanwezigheid prikte in mijn nek, een akelige rilling die mijn hoofd deed duizelen.

'Je zit vol verrassingen, moet ik zeggen', zei hij en ik keek hem fronsend aan.

'Alsof je niet veel spannender hebt meegemaakt', kaatste ik terug, wat een glimlach op zijn gezicht deed verschijnen. Het was dezelfde grijns die hij me elke keer gaf.

'Dat heb ik, maar nog nooit heb ik zo veel spanning gehad in enkel twee dagen. Je bent hier nog maar net en je bent al twee keer behandeld, drie keer aangevallen, één keer weggevlucht van alle herrie en zelfs ontsnapt van het terrein.'

Het was geen plagerij of grap, het was een serieus, welgemeend antwoord en dit was dan ook één van de weinige momenten waarop hij zijn ijzige masker liet zakken.

'Maar goed dat het niet saai is, toch?', grapte ik, verbergend dat het mij meer pijn deed om hieraan terug te denken dan ik had verwacht.

Hij mompelde een korte 'ja' en bekeek zijn omgeving, speurend naar iemand die ons mogelijk kon achtervolgen. Om hem een handje te helpen, probeerde ik op commando mijn zintuigen aan te scherpen.

Mijn zicht- en gehoorzintuig wakkerden aan bij de omgeving en ook mijn ogen onderzochten de schaduwen. De ritselende bladeren van een wintereik en de afbrokkelende schors van een dode es. Takken die braken onder het lichte gewicht van landdieren, ter grootte van een konijn.

'Je hoeft niet zo alert te zijn, er is niemand', zei ik luchtig en Ryder fronste met opgetrokken wenkbrauwen.

Niks wees erop dat er iemand anders, behalve ons, aanwezig was.

'Ik weet dat je mijn violetkleurige ogen heb gezien', zei ik. Ryder knikte.

'Dat gebeurt als mijn zintuigen zich aanwakkeren. Ik heb er nog geen controle over, maar ik begin het te leren', vertelde ik en dit keer leek hij verrast. Ik had hem nooit verteld over mijn gaven.

'Je hebt versterkte zintuigen', constateerde Ryder en ik knikte.

Zijn blik staarde voor zich uit en hij mompelde: 'Natuurlijk. Dat verklaart alles.'

Vragend kantelde ik mijn hoofd, wachtend op een verklaring. Opnieuw keek hij me aan en begon hij met vertellen.

'Tijdens de ontsnapping van het feest, toen je gedrogeerd was, wist je van welke kant de achtervolgers kwamen. Je leidde me de goede kant op. Het verklaart ook wat er gebeurde op het grasveld, tenminste voor wat ik gezien en gehoord heb', legde hij met opgetogen blik uit, alsof dit alles ophelderde, niet alleen voor mij, maar ook voor hem.

'Hoe je de bal kon vangen zonder hem aan te zien komen. Waarom je wegrende uit de lunchruimte. Dat moest -' Hij pauzeerde even. 'Verschrikkelijk zijn.'

UltravioletOpowieści tętniące życiem. Odkryj je teraz