10. Een brandend litteken

489 31 18
                                    

Maeve
Het was alsof mijn brein zich volledig resette en terug in de tijd zweefde. Mijn vroegere, verdwaalde herinneringen, keerden zich terug. Momenten die ik compleet vergeten leek te zijn, waren nu zo helder dat ik het voor me kon zien.

'Kom op, Maeve. Het zal niet zo veel pijn doen', zei mijn moeder ongeduldig, nadat ik aan haar arm bleef trekken om weg te gaan.

Een traan rolde over mijn wang, doordat ik net op de stoep was gevallen. Ik was weggerend van het gemeentehuis op het moment dat ik mijn prik hoorde te krijgen. Een wond had zich gevormd op mijn rechterwang en ik kon het bloed bijna proeven. Bah.

'Wel waar! Ik houd niet van naalden', mopperde ik boos.

Mijn kleine zusje Alyssa drentelde naast mijn moeder, haar kleine vingertjes verstrengeld met die van mijn moeder.

'Alyssa wil ook niet, hè Alyssa', ging ik verder. Mijn zesjarige zusje keek me met een onschuldige oogjes aan.

'Mama wilt het', zei ze zachtjes. Ik slaakte en gefrustreerde zucht.

'Papa! Vertel mama dat ik niet mee hoef. Je hoorde zelf dat de dokter zei dat ik kerngezond ben', probeerde ik nog een keer.

Mijn vader keek aarzelend van mij naar mijn moeder.

'Je hebt toch gehoord over de nieuwe ziekte, Mae. Er zijn nu al twintig gevallen waarin jonge volwassenen zijn overleden. Het valt jullie generatie aan', sprak mijn vader me toe.

Hij gaf me een bezorgde, maar geruststellende blik. Hij wilde niet boos tegen me doen, dat wist ik. Maar als ik niet zou luisteren, zou hij dat wel moeten doen.

De nieuwe ziekte werd de Zwarte Pest genoemd. Het was een ziekte waarin je binnen een dag overleed, met zwarte aderen verspreid over je hele lichaam.

De oorzaak, wist niemand. Het enige dat ze wisten is dat het jongere mensen aanviel. De cellen in hun lichaam waren op een bepaalde manier anders dan oudere mensen en waren hier dus kwetsbaar voor geworden.

'Je weet hoe het zit, Maeve, en we snappen dat je bang bent, maar dat zijn wij ook', begon mijn moeder, 'we willen niet dat jij en je zusje sterven aan deze ziekte. We willen dat jullie een gelukkig leven leiden.'

'We beloven je dat het goed komt. We zullen de hele tijd bij je zijn en voor je het weet, is het alweer over', ging mijn vader verder.

Mijn ogen sloegen naar de grond en mijn schouders zakten bij een volgende zucht van overgave.

'Goed dan... Maar, ik wil wel een ijsje als ik thuis ben', antwoordde ik. Mijn ouders schoten kort in de lach en gaven me een vriendelijke knik.

'Natuurlijk, Maeve. Jij én Alyssa krijgen allebei een ijsje als we terug zijn', zei mijn moeder en een enthousiast kreetje kwam uit Alyssa's mond.

Ik zette een stap naar voren en pakte mijn moeders hand stevig vast. Samen liepen we over straat, een tweede keer op weg naar het gemeentehuis om onze vaccinatieprik te krijgen.

Het moest dan maar...

Met aarzelende stappen naderde ik het gemeentehuis. Kriebels wandelden over mijn armen en zetten mijn haren overeind. Ik wilde niet. Echt niet.

Mijn zusje Alyssa was stil en gehoorzaam, maar ik wist dat ze het net zo eng vond.

'Sluit maar aan in de rij', sprak een jonge dame ons toe.

Mijn moeder knikte en gaf mij en Alyssa een duwtje vooruit.

Voor ons, achter ons, naast ons, overal waren kinderen van mijn leeftijd, jonger en ouder.

Kinderen die zenuwachtig dansten op hun voeten, die hun handjes vastklampten aan die van hun ouders. Hier en daar een huilend kind, die ervoor zorgde dat andere kinderen ook begonnen te huilen.

Het sussende geluid van een typische ouder die tegen zijn kind zegt: 'Sstt, het komt wel goed. Het is zo over!'

We wilden het niet geloven. We maakten ons klaar voor het ergste, dat is wat kinderen deden.

De rij werd korter en korter met de minuut. Vaak drifte mijn gedachte weg en moest mijn moeder me een zetje geven om door te lopen.

Ik hoorde een meisje voor ons, die zo'n zes jaar ouder was, tegen haar zusje praten.

'Millie, je weet dat dit moet. Je wilt niet dat hetzelfde met jou overkomt als met onze neef Newt', sprak ze haar toe.

Haar ogen werden zo groot als kegeltjes bij die woorden. Een traan rolde over haar wang. Ze was nog jonger dan ik, maar ongeveer dezelfde leeftijd als Alyssa.

'Niet over Newt beginnen, Prudence. Je weet dat ze daarvan moet huilen', zei haar vader streng.

Het meisje Prudence kromp lichtelijk ineen en liep verder in de rij.

Na tien slopende minuten, stonden ik en Alyssa voor in de rij.

We hadden zicht op de gigantische zaal met hokjes, waar tafels met stoelen in stonden. De kinderen namen twijfelachtig plaats en knepen hun ogen dicht bij de prik. Acht van de tien kinderen liepen huilend naar buiten.

'Volgende!', riep een stem.

Zenuwen gierden door me heen en ik keek Alyssa aan. Ze durfde niet als eerste, ik zag het aan haar smekende ogen.

'Ik ga wel, Alys', zei ik zachtjes.

Ik pakte haar handje vast en kneep er zachtjes in. Mijn vader kwam naar voren lopen en hield zijn hand op mijn rug.

'Kom, Maeve', zei hij met een zorgzame blik.

Ik liep met hem mee naar een leeg hok, waar een man met donkerbruin haar en een forse blik mij begroette.

'Hallo daar', zei hij met een zachte toon, maar het voelde niet helemaal gemeend. Misschien hield hij helemaal niet van kinderen.

'Ga maar zitten', zei hij wijzend naar een blauwe, gammele stoel.

Nu was het papa die me een zetje gaf. Ik ging zitten en keek voor me uit, naar de muur van het hokje.

Naast mij zat de man, die mijn mouw omhoog deed, zodat mijn schouder ontbloot werd.

'Vertel me je naam eens', sprak hij, 'Je volle naam.'

'Maeve Adelyn', zei ik kort. Hij gaf me een korte glimlach en schreef het op.

'En hoe oud ben je?', vroeg hij. Ook nu gaf ik gehoorzaam antwoord.

'Tien jaar.'

Hij maakte een keurend geluidje en schreef ook dat op.

'Oké, Maeve. Dit zal niet lang duren, maar het kan wel een beetje prikken. Blijf voor je kijken en denk aan goede dingen', zei hij, terwijl hij de naald klaarmaakte.

Ik probeerde er niet naar te kijken, maar ik had al gefaald. Mijn ademhaling verloor zijn constante ritme en ik keek snel standvastig voor mij. De scherpe naald had mijn angsten aangesterkt.

Laat het over zijn. Laat het over zijn. Laat het alsjeblieft snel over zijn.

Een prik. Een kreet die ontsnapte uit mijn mond en een brandend gevoel die zich door mijn bloed heen verspreidde. Een kleine energie stoot, gevolgd door pijn en vermoeidheid.

Mijn gedachtes vervaagden en ik voelde me duizelig. Mijn hoofd tolde en uit het niets werd ik enorm misselijk. Mijn lichaam verloor de controle en een waas trok voor mijn gezicht.

Er volgde een klap toen ik uit mijn stoel viel, met het gevoel van de prik in mijn arm nog vers in mijn geheugen gegraveerd.

'Maeve?', klonk een bezorgde stem.

Langzaam opende ik mijn ogen om mijn vader aan te kijken.

Maar ik had het fout.

Het was mijn vader niet.

UltravioletWhere stories live. Discover now