101. Felle koplampen

225 17 1
                                    

De nacht viel snel.

Alles leek snel voorbij te gaan, nu ik niet meer de seconden telden die voorbijgingen in isolering. Ik kraste geen tekeningen meer op de muur. Ik hoefde niet meer gedachteloos te staren naar het enige streepje licht dat op een dag binnenkwam.

Het luisteren naar de zwaarte en snelheid van voetstappen om te achterhalen wie elkaars wacht overnam, was niet meer nodig.

Ik was terug met mijn bed een paar meter naast die van Prudence. Haar langzame, kalme ademhaling terwijl ze sliep, liet mijn zenuwen enigszins tot rust komen. Toch was er iets dat aan me bleef klagen.

Een onrustig gevoel.

​Ondanks dit gevoel, sloot ik mijn ogen en deed ik alsof ik slaap. Door te doen alsof ik sliep, werden mijn ledematen langzaam slapper en mijn oogleden zwaarder. Het was alsof een zware, zwarte deken over mij heen werd gelegd en ik langzaam wegdommelde in het onbekende.

Mijn lichaam gaf een schok, alsof je een droom had waarbij je van een gebouw afviel, en de onrustigheid werd sterker en sterker.

De stilte werd doorbroken door druppels die op de grond vielen. Regen kwam met bakken uit de lucht gevallen, terwijl maanlicht in stukjes leek te breken in het spiegelbeeld van een plas water.

Dit alles werd overstemd door het bonzen van mijn hart en het hijgende geluid dat uit mijn keel kwam.

Ik keek zoekend, angstig om me heen. Links was duisternis. Rechts was duisternis. Voor mij verschenen twee felle lampen.

Koplampen van een zwarte SUV, die op hoge kilometers op me afgereden kwam.

Het licht zette mij in de spotlight en toonde mijn zwarte joggingsbroek en een bevuild wit T-shirt. Precies de kleding die ik naar slaap had gedragen, de afgelopen nachten. 

De lucht vulde zich met het geluid van scherpe remmen, toen de auto mij op zijn pad zag. Ik sloeg een kreet van angst en gooide mijn handen voor mijn gezicht.

De auto verloor zijn grip op het natte wegdek en maakte een scherpe bocht naar links.

Geschrokken keek ik toe hoe de auto tegen een lantaarnpaal tot stilstand kwam.

Glas brak en splinterde uiteen op het wegdek. De knal was luid en trilde door tot aan mijn botten, waardoor ik mijn evenwicht verloor en op de grond viel. De impact was zo groot, dat de voorkant van de auto verbrijzeld was.

Fataal voor de bestuurder.

​Schuldgevoel overweldigde me en ik zette me met mijn handen af op de grond, om overeind te komen.

​'Help!', riep ik in de akelige stilte.

​Geen antwoord.

​Ik strompelde naar de auto toe, waarvan de ramen geblindeerd waren en het materiaal van de auto sterker dan wat ik ooit heb gezien. Dit was niet zomaar een voertuig. Dit was bestand tegen kogels.

Camouflerend in het donker.

Verborgen door de donkere ruiten.

​Toen ik de voorste portier met kracht open forceerde, deinsde ik uit van walging. De bestuurder zat met zijn hoofd op een uitgevouwen airbag, waarbij zijn glazige ogen naar mij toegedraaid stonden.

Bloed zat overal.

Zijn mondhoeken stonden omlaag, in een grauwige blik van schrik. ​

​Een traan welde in me op toen het besef kwam dat dit door mij kwam.

Er klonk plotseling gerommel vanaf de achterbank, gepaard met een zwak gehijg. ​

Er zat nog iemand in!

​Ik liet het levenloze lichaam op zijn plek en opende de deur achter hem. Het zwakke gehijg was afkomstig van een meisje. Zelfs in het donker kon ik het bloed op haar gezicht zien, naast haar oranje lokken.

​'Ik ben er. Het komt goed', sprak ik haar toe, terwijl ik een arm om haar heen sloeg, om haar uit de auto te tillen. Ze kreunde en mompelde zachtjes wat.

​Ik ondersteunde haar terwijl we terugliepen naar de voorkant van de auto. De koplampen konden mij laten zien waar ze gewond was en hoe erg.

​Dit keer was haar gemompel luider en zeker duidelijk.

​Eén woord. Eén naam.

​'Maeve?'

​Verbaasd keek ik het meisje aan, wiens gezicht ik maar al te goed herkende. Haar blauwe ogen, de vele sproetjes rond haar neus en haar bijna perfect symmetrische gezicht. De oranje lokken, die bijna goud kleurden in het licht van de zwak knipperende koplampen.

​Scarlett.

​Met een ruk werd ik uit deze realisatie getrokken en werd de zware, zwarte deken van me afgetrokken. Mijn ogen openden en ik was terug in mijn kamer met Prudence.

​Nog steeds raasde mijn hart en voelde ik die onrustigheid opdoemen.

​Een gevoel vertelde mij iets, waar ik normaal heel lang aan zou twijfelen, maar waarvan ik voelde dat het waar was. Dit was geen droom. Dit was geen nachtmerrie of scenario die ik zelf had bedacht.

​Dit was een visioen.
​Scarlett leefde nog.

UltravioletWhere stories live. Discover now