Hoofdstuk 19

464 51 22
                                    

~ Hoofdstuk 19: Paniek ~

POV – Mart, 6 maart

'Jane! Rustig maar. Het komt allemaal goed. Jane, kun je me horen? Jane, luister naar me. Probeer rustig in en uit te ademen. Rustig, ik zal met je meedoen. Adem langzaam in. Ja, goed zo, nog net iets langzamer. Hou die adem dan vast. Helemaal geweldig. Je doet het hartstikke goed. Nu mag je weer uitademen. Nog een keer. In. Vasthouden. Uit. In. Vasthouden. Uit.'

Hij zag dat zijn vrouw langzaamaan weer begon te ontspannen. Hij zag dat de spieren in haar armen verslapten en dat ze haar ogen eindelijk opendeed. Haar groene ogen keken hem verdrietig aan. Zacht fluisterde ze: 'Sorry.'

Het klonk zo zwak, zo teer. Het leek niks op zijn vrouw die op alles en iedereen altijd een antwoord had. Hij glimlachte naar haar. 'Het is goed, het is niet erg.'

Ze had een paniekaanval gehad. Hij had geen idee waar die vandaan was gekomen. Er was, voor zover hij wist, niks gebeurd. Toen hij thuis was gekomen had hij haar hyperventilerend op de bank aangetroffen. Het zweet had met druppeltjes van haar lijf gelopen en ze had haar handen om haar knieën geslagen. Zachtjes wiegde ze zichzelf heen en weer. Volledig in een andere wereld had ze nergens op willen reageren. Haar haar hing slordig voor haar ogen en was door het zweet vastgeplakt aan haar huid. Hij had zijn tas op de grond gesmeten en was naar haar toegerend. Terwijl hij met zijn hand over haar rug wreef had hij kalmerende en lieve woordjes naar haar gefluisterd. Het deed hem pijn zijn vrouw zo te zien. Hij hield van haar met heel zijn hart en als er iets met haar was, was hij ook gelijk aangedaan.

Zachtjes kuste hij haar voorhoofd en haalde hij met zijn hand de plukken van haar gezicht om ze vervolgens achter haar oor te strijken. Ze trilde nog steeds, maar hij wist dat het ergste was geweest. Hij boog zich voorover om haar te kussen. Zijn mond was enkele millimeters van de hare verwijderd. Hij verlangde ernaar haar zachte lippen op de zijne te voelen. Hij sloot zijn ogen en boog nog verder naar haar toe toen...

Een telefoon ging. Gelijk openende hij zijn ogen en draaide zijn hoofd in een snelle beweging naar de richting van het geluid. Zijn tas. Hij snelde ernaartoe, pakte zijn telefoon en nam op. 'Mart van 't Hoofd, met wie spreek ik?'

Aan de andere kant van de lijn klonk de opgewonden stem van Jort. 'We hebben er weer één.'

Nee, dit kan toch niet. Niet weer. Het bericht bereikte zijn hoofd als een rotsblok dat van de berg kwam vallen. Je wist dat het mogelijk was, er stond namelijk aan het begin van de weg een bord dat ervoor waarschuwde, maar als het gebeurde schrok je toch nog even goed. Hij zuchtte diep en ging met zijn hand door zijn haar. 'Vertel. Wie en waar.'

Het klonk misschien kortaf, maar dat maakte hem niet uit. Heel zijn leven leek de afgelopen dagen in te storten. Zijn werk dat eens zijn passie was, was nu een bron van ellende. Hij kon geen vooruitgang boeken en thuis was zijn werk de oorzaak van menig meningsverschil. Als het nog veel langer zo door zou gaan, zou hij instorten.

'Slachtoffer is Alice Griffioen, ze was zeventien jaar oud. We hebben haar gevonden op het bospad, dichtbij de Bermweg. Ze was op weg naar school.'

Hij vloekte en balde zijn vuisten. Weer een jong meisje. Waarom had die gast het op deze leeftijdsgroep gemunt? Het was hem ook niet ontgaan dat de leeftijden op elkaar volgden. Zou het volgende slachtoffer achttien jaar oud zijn? Hij wist het niet. Hij wist het werkelijk niet. Maar hij zou het wel willen weten. Het liefst zou hij nu het huis uitrennen om dan naar het plaats delict te rijden en daar Jort te helpen. Hij wist dat dat ook de reden was waarom Jort hem belde. Maar hij kon Jane niet alleen laten. Ze had hem nu nodig en hij zou bij haar blijven.

Hij kuchte even voordat hij weer in de telefoon begon te spreken. 'Jort, ik kan echt niet komen. Jane heeft net een paniekaanval gehad en ik wil bij haar blijven.'

'Oké, gesnapt. Vervelend, hoe gaat het nu met haar?'

Hij draaide zijn hoofd naar Jane en zag dat ze stilletjes op de bank voor zich uit zat te staren. Nog steeds had ze haar armen om haar knieën geslagen en ze snikte zachtjes na.

'Mwa, het ergste is over, maar ze is nog lang niet zichzelf. Ik denk dat-'

Hij werd afgekapt door Jort. 'Heb je even? We zitten hier wel met een heel ongeduldige jongen die zegt dat hij haar vriendje is. Hij heet Eran van Pelt en is vastbesloten langs de linten te komen om haar te zien. Ik moet hem even vertellen dat dat niet doorgaat, daarna kan je verder met je verhaal.'

Hij hoorde op de achtergrond boos geschreeuw en wist precies wat er nu aan de gang was. Het was voor de nabestaanden vaak onbegrijpelijk dat ze niet gelijk bij hun geliefde mochten komen. Het liefst zouden ze de overledenen meteen in hun armen sluiten, maar dat ging simpelweg niet. Eerst moest de forensische dienst het bewijs veilig stellen. De benodigde tijd hiervoor stond niet vast. Het kon snel gaan, maar de tijd kon ook oplopen tot enkele uren, of in uitzonderlijke gevallen, dagen.

'Wat dacht je?' zei Jort na lang zwijgen.

'Eh, niks, ik weet het niet meer. Sorry, ik ben een beetje in de war. Ik heb dit nog nooit met haar meegemaakt dus het zal daar wel door komen. Wat is jouw plan?' Dat hij er niet kon zijn betekende niet dat hij niet geïnteresseerd was in hetgeen dat Jort zou gaan doen.

'Ik ga zo met Bram langs haar moeder,' zei Jort.

'Neem Marnix ook gelijk mee!' riep hij door de telefoon. Marnix was een stagiair die net een paar maanden bij hen rondliep. Hij wilde graag dat ze hem zoveel mogelijk in het werk betrokken. Langs gaan om een overlijdensbericht te brengen hoorde daar ook bij dus dit leek hem een goed idee.

'Zal ik doen, verder nog wensen meneer Van 't Hoofd?'

Die woorden deden hem glimlachen. Jort kon altijd zo heerlijk sarcastisch zijn op de momenten waarop dat eigenlijk ongepast was. Op de één of andere manier kon hij dat ook gewoon maken. Iedereen leek het van hem te verwachten en daarom kreeg hij er geen opmerkingen over. Maar hij had wel nog iets. Hij wilde dat Jort iets voor hem zou regelen. 'Zorg dat Micha morgenochtend klaar zit voor verhoor.' Ondanks dat hij hem niet zag wist hij dat Jort nu met zijn ogen rolde.

'Maar hij kan het niet hebben gedaan, hij zit vast!' Jorts stem sloeg over.

'Wie weet heeft hij een mannetje die het voor hem opknapt als hij verhinderd is, je weet het nooit.'

Hij hoorde Jort geërgerd door de telefoon zuchten, maar hij liet zich niet op andere gedachten brengen.

'Nee, je weet het inderdaad nooit, maar het is erg onwaarschijnlijk.'

'Doe het nu maar. Ik moet gaan, veel succes, vertel me morgen alle verdere details maar.'

Hij hing op zonder op antwoord te wachten. Hij wist zeker dat Jort anders nog met hem de discussie aan was gegaan. Hij draaide zich om en liep terug naar de bank. Daar aangekomen plofte hij naast Jane neer en zuchtte voor de zoveelste keer deze dag. Kon deze zaak nog gecompliceerder worden?

Tuurlijk kan dat! (als antwoord op de gedachte van Mart) Ik heb zo onwijs veel zin in het volgende hoofdstuk! Maar oké, wie is houdt er weer van Mart na hoe hij met Jane omging? Ik vond dat zo lief van hem! Hij was zo bezorgd!

De vorige hoofdstukken waren minder, dat weet ik en daar ben ik ook niet zo blij mee. Doordat ik veel wilde updaten heb ik die zowat in één keer geschreven en dat doe ik normaal niet. Wat ik normaal doe is aan tientallen hoofdstukken tegelijk werken en telkens een klein stukje schrijven. Dat heb ik bij dit hoofdstuk wel weer gedaan, dus ik hoop dat het beter was!

Ik ben dus alles weer door aan het lezen en als ik dat heb gedaan verander ik de titel naar "Hoofdstuk nummer", vandaar dat het er nu zo stom uitziet.

Alle straatnamen kloppen trouwens, ik heb de straatnamen van Capelle opgezocht. De ligging weet ik echter niet, dus ik verkoop onzin wat betreft een bos, een oude school e.d. maar daarvoor is dit ook fictie natuurlijk!

Groetjes! Geniet van het fantastische weer vandaag!

En toen leefden ze niet meer...Where stories live. Discover now