8.2 'We bijten niet.'

985 42 5
                                    


Lyra

Ik kreeg niet vaak bezoekers. Zeker niet van zes weerwolven van twee verschillende roedels, waaronder een jonge alfa en een trut.

Dit hoogst ongebruikelijk.

Met samen geknepen ogen keek ik naar mijn zwarte deur. Deze was gemaakt van eikenhout en kon zeker versplinteren als ze met brute kracht naar binnen drongen.

Gelukkig voor mij, had ik al maanden geleden voorzorg maatregelen genomen en mijn gehele huis met beschermingsspreuken betoverd. Zelfs weerwolven konden deze niet breken.

In andere woorden: ze konden niet binnen komen, tenzij ik ze zelf binnen liet.

Lena, de trut, bonkte op mijn deur. Eerst zachtjes, toen geïrriteerd.

Haar broer Oliver riep: 'Lyra, we weten dat je daar binnen bent. Doe alsjeblieft open.'

Als je op je knieën gaat zitten en smeekt, zal ik erover nadenken wilde ik zeggen, maar de kinderen van Alfa Loren beledigen was geen goed idee. Hij tolereerde mijn aanwezigheid op de grens van zijn territorium nu wel, maar hij kon zich even snel weer bedenken.

Aangezien ik geen roedel weerwolven achter mij aan wilde, deed ik onwillig de deur open.

'Oliver,' begroette ik de alfa's zoon koud, terwijl ik een rode haarlok uit mijn gezicht veegde. 'Lena.' Bij haar naam kon ik het venijn in mij stem niet verbergen.

'Lyra,' spuugde ze terug.

'Wat heb je nodig?'

De jong alfa stapte naar voren. Hij was knap, maar jong. Veel te jong. 'Ik kom hier om je in dienst te nemen.'

Met zoveel weerwolven? Het leek eerder op een oorlogsverklaring.

Ik fronste en deed de deur verder open. 'Kom binnen,' sprak ik. 'Alleen jij, Oliver en Lena. De rest wacht buiten.'

De andere weerwolven verstijfde, maar de jonge alfa knikte. De drie weerwolven stapte naar binnen. De deur viel met een klik achter zich dicht.

Nu waren ze in mijn territorium.

Ik probeerde de glimlach op mijn gezicht te verbergen.

Mijn beschermingsspreuken golden ook andersom. Eenmaal binnen konden ze niet naar buiten gaan, voordat ik ze liet.

Ik leidde de weerwolven mijn woonkamer in. Vervolgens gebaarde ik dat ze plaats mochten nemen op de roze bank, terwijl ik op de comfortabele stoel ging zitten. Achter ons knapperde er een vuurtje in de haard.

'Wat kan ik voor je doen?' Mijn toon was zakelijker dan eerst.

Ik pakte mijn niet opgedronken kopje thee op, ook roze gekleurd, maar nam niet de moeite om de weerwolven wat drinken aan te bieden.

'Ik wil dat je mijn zielsverwant vindt,' sprak de jonge alfa. De wanhoop zichtbaar in zijn helderblauwe ogen.

Ik had dezelfde helderblauwe ogen. Die gedachte verontruste mij. Ik wilde niets met een weerwolf gemeen hebben, ondanks dat ik er nu drie in mijn woonkamer had en drie buiten mijn huis.

Maar een weerwolf opsporen, mmh?

Dat klonk interessant.

Ik nam een slok van mijn thee en glimlachte. Het kon mij niet schelen de alfa daardoor ineen kromp, terwijl de twee andere weerwolven hem medelijdende blikken toewierpen.

'Hoe lang is je mate al weg?' Weliswaar een rare vraag, maar het was belangrijk om de juiste spreuk te kiezen.

'Nog geen twaalf uur.'

De alfa en de halfbloed (✔)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu