6.1 'Zoek me niet.'

1K 40 3
                                    


A/N: waarschuwing. Als je niet tegen afgehakte ledenmaten kan (vingers om precies te zijn) kan je beter vanaf 6.2 verder lezen.

*

Drie jaar gleden..

De vijftienjarige-ik knarste mijn tanden toen de kale man ruw, maar in één keer, mijn ringvinger eraf hakte.

Een scherpe pijn sidderde door mijn lichaam. Ik wilde schreeuwen. Alleen deed ik dat niet. Ik ging niet breken. Niet na de honderdvijftigste keer.

Het zweet liep over mijn gezicht, toen ik opkeek.

De kale man met de rottende tanden en een gigantische buik keek me glimlachend aan. Hij hield een vlijmscherp mes bedekt mer bloed in zijn handen.

Hij had meer geduld dan ik had verwacht. De meeste martelaren werden gefrustreerd als hun speeltje niks deed: als ze het niet uit schreeuwden van de pijn of als ze niet smeekte voor hun leven.

'Hé Zilver,' mompelde de kale man. 'Hoeveel keer heb ik je vinger er al afgehakt?'

Ik antwoordde niet. In plaats daarvan keek ik naar mijn ringvinger die begon terug te groeien. Ging de volgende ronde zo weer beginnen?

'O kom op,' ging de man verder. 'Ik weet dat je aan het tellen bent. Ieder van jullie heeft wel een manier om deze martelingen te doorstaan. Jij moet er wel erg goed in zijn. Je bent hier tenslotte al een jaar.'

Was het maar zo kort? Ik dacht dat ik hier al een eeuwigheid was.

Plotseling vloog zijn vuist op me af.

Ik zag het aankomen, maar deed geen moeite om het te ontwijken. Ik knipperde niet eens met mijn ogen. Ik staarde gewoon naar de vuist, totdat die enkele centimeters voor mijn gezicht bevroor.

Wat?

Het stopte.

Vreemd.

Dat was nog nooit eerder gebeurd.

'Je geeft dus inderdaad geen kick, zei de kale man verveeld. 'Wat saai. Je bent net als een pop, Zilver. Levenloos en zonder emotie.'

Hij zuchtte diep en bewoog zich naar de deur.

Plotseling brak er iets in mij. 'Honderdvijftig keer,' fluisterde ik.

Hij was klaar met mij, maar ik niet met hem.

De man draaide zich met een ruk om. 'Wat zei je?'

Hij had me niet verstaan doordat me stem hees klonk, want deze had ik al lang niet gebruikt had.

'Honderdvijftig keer vandaag heb je mijn vingers afgehakt.' Ik slikte. Mijn stem voelde als schuurpapier. 'Honderdvijftig keer zal je hier voor boeten.'

Hij keek me met opgetrokken wenkbrauwen aan. 'Huh?'

'Je hebt het fout als je denkt dat ik een levenloze en emotieloze pop ben. Ik ben in leven!' Laaide ik.

Juist door de pijn was ik in leven.

'Mijn afgehakte ledenmaten, gebroken botten en blauwe plekken laten me voelen. De littekens draag ik als een herinnering. Elke keer dat een van jullie me aanraakt tel ik. Ik tel vanwege mijn haat.'

Ik ging in een andere positie zitten, waardoor de kettingen aan mijn enkels en polsen rammelde en door mijn huid sneden.

'Op een dag zal ik hier uitkomen en dan zal ik mijn wraak krijgen,' zwoer ik. 'Jullie zullen mijn pijn voelen.'

Ik wist niet waarom mijn woede er nu uitbrak.

Honderden handen hadden mijn lichaam al aangeraakt. Ze raakten mij aan vanwege hun lustvolle en getwiste fantasieën, fantasieën die door mij werkelijkheid werden.

Mensen, weerwolven en allerlei soorten andere wezens hadden mij al geproefd.

Ik was al zo vaak op het randje van de dood geweest. Som doordat ze te ruw met mijn lichaam om gingen, andere keren, doordat de wonden geïnfecteerd waren of ze mij voor dood achterlieten.

Ik was zo bang geweest. Dat was ik nog steeds, maar mijn machteloosheid had plaats gemaakt voor woede.

Ik ging het ze betaal zetten. Hen allemaal.

De man lachte. Hij geloofde niks van mijn woorden. 'O Zilver, zolang mijn naam Hendrik Kerk is gaat dat nooit gebeuren.'

Hij draaide zich om, pakte mijn afgehakte vinger waar nu opgedroogd bloed op zat en gooide het naar de hoek van de martelkamer.

Toen stapte hij glimlachend de deur uit.

***

Ikzelf glimlachte nu ook, want ik wist dat mijn woorden waar waren en de zijne niet.

Ik keek neer op Hendrik, terwijl me smeekte voor zijn leven. Zijn handen en voeten zaten vastgebonden met zilveren kettingen dat in zijn weerwolf huid brandend.

'Heb je het onthouden?' Vroeg ik zijn smeekbedes negerend. 'Honderdvijftig keer.'

Ik bukte me voorover en legde een vlijmscherp mes op het midden van zijn duim. Bloed druppelde al uit zijn vinger.

Toen begon ik langzaam te duwen, terwijl ik met het mes heen en weer over zijn vlees bewoog. Hij schreeuwde vol wanhoop en probeerde weg te komen, wat een tevergeefse poging was.

Pas toen ik het bot voelde hief ik het mes en bracht het neer. Met deze simpele beweging, hakte ik zijn duim eraf en gooide het in de hoek van de kamer. Binnen de kortste keren, ging er snel een berg van vingers op de vloer liggen.

Hendrik schreeuwde als een varken in de slacht.

Een glimlach krulde zich rond mijn lippen, terwijl ik sprak: 'één.'

*

A/N: kan je het voorstellen dat ik nu, jaren later, moeilijk vind om over moordenaars en martelaars te schrijven, omdat ik het onethisch vind?

Maar aan de andere kant vind ik dat ik dit gehele hoofdstuk nog heftiger had kunnen maken...

De alfa en de halfbloed (✔)Where stories live. Discover now