13.2 'De Beet'

619 31 0
                                    


Ayamé

Ik werd wakker in een onbekende kamer. Het was kleine en donker met een betonnen muur en een krakende vloer. Er was een kleine keuken met een bank en tweepersoonstafel en een kledingkast.

Verward stond ik op.

Het laatste dat ik mij herinnerde...

Was wat?

Hoe was ik hier beland? Wat was er gebeurt?

Zuchtend wreef ik over mijn gepijnigde nek.

Ik wist het niet. Ik kon het me niet herinneren.

Het zou wel bij me terug komen dacht ik en besloot me te concentreren op de kamer: het kon geen hotelkamer zijn, omdat het er te rommelig voor was.

Bovendien was er geen enkel apparaat dat met de buitenwereld kon communiceren, zoals een telefoon.

Er zat er talies voor het raam.

Tralies?

Ik slikte. Kon het dat ik opgesloten zat?

Vluchtig liep ik naar de drie deuren die met deze kamer verbonden waren en opende ze. De ene leidde naar een mini badkamer met een douch en toilet. De tweede leidde naar een keuken. De laatste zat op slot.

Ik zat inderdaad opgesloten. Waarom? Waarom hier?

Als ik was ontvoerd door een onbekende of een wreker zou ik zeker in de kerkers zitten, maar ik zat in deze kamer, dat was best een luxe voor een gevangenen. Het was dus iemand die ik kende en waar ik op goede voet mee was.

Nou, goede?

Als dat zo was zou ik hier niet zitten opgesloten.

Knarsetanden liep ik terug naar de badkamer en begon mijn lichaam in de spiegel te onderzoeken op tekens van aanranding.

Toen viel mijn blik op iets in mijn nek. Eerst kon ik niet goed zien wat het was. Het was namelijk vier centimeter lang en breed, maar toen ik mijn wolven ogen gebruikte zag ik het: een kleine afdruk van tanden was daar te vinden, maar het was niet alleen dat. Een litteken van een sierlijke huilende wolf omringd door vlammen was eruit onthuld. Ik had hier van gehoord. Als een weerwolf iemand markten verschenen er niet alleen tand afdrukken, maar ook een soort symbool dat te maken had met hun roedel en hun band.

Ik gromde.

Dit was een Beet.

Toen kwam alles terug: mijn date met Justin, de ontmoeting met zijn vader, mijn gevecht met Victor Raymond (afslachting meer), de confrontatie met Remi en het plezierige, maar afschuwelijke gevoel van Justin's tanden in mijn nek.

Mijn gedachtes werkte op vollen toeten:

Justin!

De Beet!

Hoe kan hij me dit aandoen?

Ik jankte.

Ondanks alles, had hij me gedwongen zijn mate te zijn.

Ik had zijn vader vermoord en hij had mij de zijne gemaakt.

Tranen brandde in mijn ogen. Een stekende pijn schoot door mijn hart.

Dit had ik nooit van hem verwacht.

Zelfs toen ik erachter kwam dat Victor zijn vader was, dacht ik nog steeds dat hij gewoon Justin was. Dat hij mij ging afwijzen als elke andere slimme wolf. Als elke andere slimme alfa.

Natuurlijk had ik het fout.

Hij had mij, de moordenaar van zijn vader, gemarkeerd als mate.

... hij had me niet eens gevraagd of hij me mocht marken. Voor weerwolven was dit nog belangrijker dan leven.

Ik balde mijn vuisten. Door de tranen heen laaide een woede zich in mij op.

Zo vader zo zoon.

Het was waar. Justin was net als zijn vader. Hij pakte mijn leven van me af!

Gillend rende ik naar de deur en begon te schreeuwen.

Ik wist dat hij daar was. Achter de deur. Ik kon hem voelen.

'Dit zal ik je nooit vergeven, Justin!' Zwoer ik door mijn tranen heen. 'Nooit! Ik wens dat je mijn mate niet was. Ik haat je!'

A/N: bedankt voor het lezen en het stemmen :)

De alfa en de halfbloed (✔)Where stories live. Discover now