Hoofdstuk 110

2.9K 133 5
                                    

Giorgina POV:

Ik pers met moeite een glimlach op mijn gezicht. Noor en Amber zitten bij me op het bed, het enige wat ons scheidt is het kartonnen bakje om in over te geven.

Het is een maand nadat er leukemie bij mij is vastgesteld, en ik heb vandaag mijn 2e chemokuur achter de rug. De kale plekken zitten op mijn hoofd, en mijn gezicht is enorm ingevallen. 'Je wordt wel beter.' Amber houdt mijn hand vast. Ik bekijk haar even. Ze ziet er geweldig uit, haar ogen stralen, ze ziet er gezond uit en ze lijkt uitgerust. Een vlaag van misselijkheid komt omhoog en ik buig voorover. Amber houdt het bakje vast, Noor wendt haar gezicht af.

'Ik kan dit niet aanzien.' Huilt ze. Ik spuug nog een keer in het bakje en duw het dan van me af. Amber ruimt het op, geeft me een glas water en overhandigt Noor een tissue. Ze slaat haar arm om Noor heen die met haar rug naar me toe zit. Ik snap het wel, wie wil er nou een vriendin met kanker?

'Ik kan haar niet dood laten gaan op deze manier! Ik kan het niet aan zien.' Roept ze hysterisch. 'Ze zit naast je, Noor. Rustig.' Mompelt Amber. Ze draait zich om een schenkt me een verontschuldigende blik. Ik wuif het weg. Na een tijdje draait Noor zich om en gaat ze naast me zitten. Ze streelt over mijn voorhoofd. 'Het spijt me.' Zegt ze zacht. 'Het geeft niet. Ik snap het wel. Het is niet makkelijk.' 'Het is gewoon, het is gewoon niet eerlijk. Je zit in het midden van je leven en je bent zo intelligent en zo slim en zo mooi en je hebt een geweldig vriendje en leuke vriendinnen en ik kan je gewoon niet dood laten gaan. Ik kan het niet en het zal niet gebeuren.' Ik glimlach waterig. 'Bedankt dat je mijn vriendin bent.' Fluister ik. 'Nee, jij bedankt. Ik hou van je.' 'Ik ook van jou.' Ik knijp in haar hand.

'Meisjes, tijd om naar huis te gaan.' De zuster haar stem is vriendelijk. Amber en Noor rapen al hun spullen bij elkaar en nemen afscheid. 'Tot snel.' Zeg ik en zwaai nog even als ze bij de deur staan. 'Tot snel lieverd.' De zuster sluit de deur achter ze dicht. 'Hoe voel je je?' Ze ruimt de lege glazen op. 'Misselijk.' Zucht ik. Ze glimlacht. 'Het gaat wel over.'

'Ga ik dood?' De zuster kijkt me even aan en komt dan naast me zitten. 'Ik weet het niet. Misschien wel, misschien niet. Waarom?' 'Ik kan helemaal niet dood gaan. Ik kan het mijn ouders en mijn vrienden en mijn vriendje helemaal niet aandoen.' Snik ik. 'Ik moet mijn vwo diploma halen en medicijnen studeren en verder met mijn fotoshoots en op vakantie gaan met mijn vriendje en mijn rijbewijs halen en en..' 'Ssh.' Onderbreekt de zuster me. 'Als je wil overleven, dan ga je dat doen. En je weet dat je dat kan, and it's gonna hurt like hell. Maar je kunt dat.' Ze knijpt in mijn handen. 'Begrijp je me? Je mag nooit, nooit opgeven.' Ik knik en veeg mijn tranen weg. Ik moet sterk zijn, niemand zal mij naar beneden halen, en kanker al helemaal niet.

'Ga anders maar even slapen, dat is het beste medicijn tegen alles.' Zegt ze met een knipoog. Ik kruip ver onder de dekens en sluit mijn ogen. Langzaam val ik in een diepe, diepe slaap en droom ik over mijn leven, dat nog jaren zal gaan duren.

She's unforgettableWhere stories live. Discover now