♥9♥

70 9 4
                                    

Dat twee dagen lang alleen zijn saai zou zijn, merkte ik alleen op. Dat het dus makkelijk was om me vol te vreten op die manier en ik me dik voelde, was ook stom. Maar het meest irritante was, dat ik besefte dat ik hun nooit meer zien en spreken. Misschien dat ik Evelyn nog zou spreken, maar die kans was klein. En als ik haar zou spreken, zou het kort zijn.

Een traan liep over mijn wang heen, richting mijn kin en daarna via mijn hals in mijn shirt. Het boeide me niets. Het mes dat ik in mijn handen had, wilde ik op dit moment maar al te graag in mijn hart steken. De pijnen die ik had, waren 'hartverscheurend'. Ik sloot mijn ogen en legde het mes naast mij neer. De koude vloer van de badkamer, bezorgde mij rillingen. Al een paar uur zat ik nietsziend voor mij uit te staren. Doordat er geen enkel ander geluid was dan mijn trillende ademhaling, was er dus ook niets dat mij uit mijn gedachten zou kunnen verlossen.

Het was ook zo dat ik diep in gedachten zat. Duizenden dingen lieten mijn hersenen zich pijnigen. Dit bezorgde mij hoofdpijn alsof ik ineens migraine had gekregen of dat mijn hersenen aan het ontploffen waren. De honger die ik had, was ook niet te harde. Ik had spijt van die drie zakken chips die ik op had gegeten. De buikpijn was niet alleen van misselijkheid doordat ik dat ophad, ook doordat ik deze dag nog niet had gegeten.

Ik zou nu op kunnen staan en dit alles vergeten, maar dat kon ik gewoon niet. Ik wilde dat ik de gedachte op een rijtje kon zetten, ze ordenen. De chaos in mijn hoofd was immens, dat ik bijna dood wilde.

Maar iets weerhield me daarvan. Dat iets moest groot zijn, misschien dat het iemand was. Ik hoefde niet te weten waarom, dat boeide me niet, op dat moment. Ik wilde wel weten waarom ik hier zo zat, mijzelf net niet te pijnigen.

Het zou mij niet verbazen als Evelyn, haar moeder en man en pap al dood waren. En anders waren ze dood voor mij. Ze gingen naar een kamp, maar werden wel mishandelt. Het was gemeen. Misschien was ik hier nog wel veiliger dan zij waren. Of niet. Want wat als hier een horde langs zou komen? Wat als ze voor mijn heus zouden komen staan en dat enge geluid zouden gaan maken. Ik zou dan niks kunnen doen, ze zouden mij vermoorden. Wapens had ik niet, ik wist nu al dat ik dood zou gaan.

Of het door die schreeuw was of door die laatste gedachten, het liet me opspringen en naar beneden rennen. Onderweg nog een vest pakkend en die aantrekkend, kwam ik in de woonkamer aan. Op slag was ik wakker geworden. Met het mes nog in mijn hand stormde in het huis uit. Waar kwam dat geluid vandaan? Rennend en ondertussen mijn slechte conditie vervloekend, rende ik door de wijk heen. Opnieuw die schreeuw. Ik beet op mijn lip toen ik hoorde dat ik dichterbij kwam.

En toen hoorde ik dat geluid, een zombie.

Verstijfd bleef ik staan en staarde naar de plek waar het geluid ongeveer vandaan zou moeten komen. Dit was eng. Mijn borstkas ging hevig op en neer en vlekken verschenen voor mijn ogen doordat ik zo hard had gerend. Als ik dit zou willen overleven, zou ik meer aan mijn conditie moeten doen. Ik haalde één keer diep in en uit en liep toen het steegje in. Een schreeuw en het geluid van een zombie klonk. Of was het meer dan één zombie? Ik slikte.

En toen zag ik hem, hij keek op en leek me aan te kijken. Ik wilde gillen, maar was daar zelfs te bang voor. Het beeld van het monster was heel angstaanjagend. Hij gromde en boog zich voorover. Een gesmoorde kreet klonk en pas toen zag ik de vrouw. Ze mistte een arm, de zombie had die in zijn hand. Ik walgde en kots verliet mijn lichaam. Opeens zag ik verderop in het steegje nog een zombie staan. De vrouw gilde nog een keer en strekte haar overgebleven arm uit, dit bleek de zombie aan te trekken. Hij ging met zijn vingers over haar schouder heen en haalde haar huid open. Opnieuw moest ik kotsen, maar gilde toen ik zag dat meer dan tien zombies het steegje inliepen. Ook achter mij waren een paar nieuwsgierig aan het kijken. Hoe konden het er ineens zo veel zijn? Ik woonden dan wel n het oosten, maar als goed is was er geen uitbraak geweest in de buurt?

Ik pakte het mes steviger vast en hoopte vurig dat ik nog niet dood zou gaan. Gillend rende ik op de zombies af waar ik net vandaag kwam. Het waren er drie. Ik duwde ze aan de kant. Maar één pakte mijn schouder vast. Door de woede die ik kweekte doordat ik de dode vrouw zag, begon ik op zijn hand in te hakken. Blijkbaar deed het hem geen pijn, want hij pakte met zijn andere hand mij ook vast. Ik gilde nogmaals en stak hem toen in zijn hand terwijl ik hem duwde. Dit maakte de weg voor mij vrij.

Zo snel als ik kon sprintte ik richting mijn huis. Steeds meer zombies ziend. Ik had nooit moeten gillen, drong het tot me door. Geluid trok dus blijkbaar hun aandacht. Wat deed die vrouw eigenlijk hier? Nadenkend hierover rende ik mijn tuin binnen en sloot razendsnel het poortje. Ik zocht mijn sleutel in mijn broekzak en liep richting de deur. Snel stak ik hem in het slot en draaide de sleutel om. Ik racete mijn huis binnen en ging op de bank zitten. Ik sloeg een deken om me heen en hield het mes voorbereidend voor me. Doodsbang zou ik zo nog een paar uur blijven zitten om uiteindelijk tot de conclusie te komen dat ze toch niet binnen zouden kunnen komen.

Ik was dan wel minder bang, omdat ik er één had vermoord, erg blij was ik daar niet mee.

opgedragen aan Brechje, omdat ze een fanatieke lezeres is en de eerste zombie is vermoord door Lisa :D
Meer dan 1000 woorden!

ZielloosWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu