18

61 7 6
                                    

'Geef me die plank is aan?' vroeg een man, die er vermoeid uitzag. Ik gaf hem het stuk hout aan wat ik net had afgezaagd en hij bedankte me. We waren net klaar met de eerste muur verstevigen. Ze wilde persé dat deze dag de muur klaar zou zijn. Er zou een horde aankomen, hadden de zoekers gezegd. Voordat we gingen slapen had Brechje het mij uitgelegd. Je had hier drie soorten mensen: de zoekers, de vechters en de blijvers.

De zoekers gingen vijf dagen lang rond het kamp opzoek naar voedsel en hordes. Na die vijf dagen kwam ze terug en rustte ze twee dagen lang uit. Brechje vertelde me dat er nog maar één horde was geweest hier: door die bom bij mijn dorp natuurlijk. Maar nu kwam er dus een tweede aan, de rede wiste ze nog niet. Wat ze wel wisten, was dat hij er morgenochtend of deze nacht al zou zijn. Natuurlijk moest iedereen binnenin veilig blijven.

De tweede groep, de vechters, leken dat misschien wel op de zoekers, ze waren anders. Ze waren sterker en slimmer en gespierder. Als zombies in de buurt van dit dorpje -als je dit een dorpje wilde noemen, met maar 30 inwoners- kwamen, dan vermoordden zij hun. Het leek simpel, maar dood gaan was makkelijk in deze tijd.

En dan natuurlijk nog de blijvers: de mensen die zwakker of ouder waren en die in het dorpje zelf hielpen. Met kleding wassen en poetsen bijvoorbeeld.

Ik wist toen nog niet wat ik was, maar al snel zou dat duidelijk worden.

'Goed mensen, we rustten even uit!' zei Tony en hij gebaarde wat mensen ons voedsel te brengen. Ik kreeg een kommetje soep in mijn handen gedrukt en gulzig begon ik het naar binnen te werken. Natuurlijk had ik honger na een paar uur zwaar werk verricht te hebben. Zuchtend zette ik het kommetje een paar minuten later neer en keek op. Een paar mensen zaten nog te eten, maar de meesten waren alweer opgestaan om verder te gaan. Een man van rond de veertig kwam op me af en vroeg: 'Wil jij mij helpen?' Ik knikte maar gewoon en liep hem achterna.

Een paar minuten later duwde ik een plank tegen een muur aan. Hij sloeg de spijkers er in en zo werkten we ons stukje muur snel af.

'Hij moet echt hoger,' zei ik, 'anders komen ze er misschien overheen. Dat zou niet zo mooi zijn, denk je niet?' Hij mompelde wat, knikte en zette een plank recht op de muur. Ik riep Tony en hij ging verder de muur hoger maken. Dat kon ik dus niet. Samen met de man liepen we naar het stukje muur naast ons.

'Lisa?' hoorde ik iemand zeggen, 'Lisa, kom je?' Het was Brechje. Ik was in slaap gevallen. Ze tilde me op en bracht me naar ons kamertje toe. Ik kreunde en opende mijn ogen. Fel licht verwachtend hield ik een hand voor mijn ogen, maar het was nacht. Diep in de nacht. Brechje mompelde wat en legde me neer. Ze trok de dekens over me heen en zei: 'We dachten dat je dood was man, we praten morgen verder.' Ik knikte en sloot mijn ogen maar weer. Zelf ging ze liggen en binnen een paar seconden hoorde ik haar al zacht snurken. Glimlachend ging ik ook maar slapen.

De volgende dag werd ik erg vroeg wakker doordat de gordijnen niet helemaal goed gesloten waren. Ik kneep mijn ogen stijf dicht en ging op de rand van mijn bed zitten, waarbij in van mijn bed natuurlijk weer op de grond moest vallen. Vloekend ging ik maar tegen de muur aan zitten en sloot kort mijn ogen. Met mijn handen door mijn ogen wrijvend dacht ik na. Het was logisch dat ik gisteren zo moe was geworden, maar in slaap vallen en daarmee bijna vermoord zijn door die monsters, liep uit de hand. Zuchtend stond ik op en hield het bureau kort even vast door een duizeligheid die plotseling kwam. Wat was er mis met me? Ik zou toch niet gebeten zijn? Ik vreesde het ergste en vloekte hardop. Brechje werd niet wakker. Ik besloot deze tijd goed te gebruiken om meer over haar te weten te komen. Dus ik trok wat laatjes open van haar bureau om er achter te komen wat er in lag. Het enige wat ik vond waren schoolboeken en spullen van school. Dus ze kreeg thuis les. Ik knikte en sloot de laatjes weer. Het was misschien wat onbeschoft, maar dit moest even. We waren vreemdelingen van elkaar, dus vertrouwen konden we elkaar niet. Als ik wist dat ik ze niet kon vertrouwen, zou ik gewoon nu weg kunnen lopen. Als goed is hadden ze mijn spullen toch niet aangeraakt.

Ik pakte haar tas op en zette die op het bureau neer. Langzaam ritste ik de tas open en keek er in, ook al niets bijzonders. Er zat wat kleding en toiletspullen in. Ik keek wat rond en mijn blik viel op een hendeltje achterin de kamer. Wat zou het zijn? Ik slikte en hurkte neer bij het klepje op de grond. Ik schoof mijn bed wat aan de kant en net op het moment dat ik het open wilde maken, zei Brechje: 'Sta op en kijk me aan.'

Ik verstijfde toen ik voelde dat er iets tegen mijn rug aanprikte. Wilde ze me vermoorden of zoiets? Wat was er zo belangrijk aan dat vakje onder de kamer? Slikkend stond ik op en draaide me langzaam om. Woedend keek ze me aan, ze had inderdaad een mes op me gericht. Op de manier hoe het moest. Bang keek ik haar aan, ze haalde met een schreeuw uit en deinsde achteruit. Hierbij kwam ik tegen de muur aan en viel ik op de grond. Ze ging op me zitten en duwde haar handen op mijn keel. Mijn armen en handen probeerde ik haar weg te duwen. Maar door de kracht die ze op mijn keel zette met de woede die ze in zich had en doordat ik achter de bank lag, lukte het mij niet om me te bevrijden. Vlekken verschenen voor mijn ogen dus ik sloot ze, wachtend tot ik dood zou zijn. Mijn armen verslapten en het gevoel in mijn lichaam ebde weg, ik zou dood gaan.

'Ik hoorde dat jullie wat aan het verschuiven waren, wat is...' klonk een stem en drie seconden later voelde ik de druk op mijn keel minder worden. Geschreeuw klonk vaag en me bewegen lukte me niet. Ik voelde een paar handen op mijn lichaam en concludeerde dat ik werd opgetild. Gepraat klonk, het klonk bang en niet-wetend. Zou ik dood gaan?

cliffhanger, brechjeb is Brechje in dit verhaal. Er komen nog meer echte mensen in. :D

ZielloosWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu