29

41 5 3
                                    

(lees hoofdstuk 21 voor wat er het laatste gebeurde met Evelyn)

POV Evelyn!

Vage stemmen klonken, ook een ander geluid wat ik niet kon plaatsen. Koppijn zette op en ik voelde pijn waar ik die nog nooit gevoeld had. Mijn lichaam schudde en mijn mond was droog. Iemand droeg me, het persoon rende. Geschreeuw klonk en het antwoord werd ook geschreeuwd. Waar was ik?

'Ze is dood man, dat zie ik zelfs.' Hoorde ik opeens extreem helder, zelfs zo helder dat ik er heel erge hoofdpijn van kreeg. Een kreun ontsnapte en ik hoorde: 'Ik zei toch...' Opnieuw werd alles vaag.

Door mijn oogleden heen zag ik dat het lichter werd. Er werd ook niet meer gepraat en zwijgzaam legde de persoon die mij net vasthield samen met de persoon die tegen hem sprak mij ergens op. Ik voelde wat schuren over mijn schouders en heupen. Waarschijnlijk werd ik niet op een bed neergelegd. Er werd iets over mijn mond gedaan en meteen voelde ik hoe mijn lichaam ontspande. Alles werd nog vager en het leek alsof ik in slaap viel.

*2 dagen later*

'Evelyn?' klonk een zware mannenstem, fluisterend, 'Evelyn hoor je me?' Er werd licht in mijn ogen geschenen terwijl mijn oogleden naar boven werden getrokken. Het deed pijn. Ik knikte en opende mijn ogen. Meteen werd ik verblind door het licht. De man verontschuldigde zich en het felle licht ging weg. Ik zuchtte en probeerde overeind te komen. Meteen werd ik door mijn schouders weer teruggeduwd. De man zei: 'Blijf liggen, je bent zeker nog niet beter. Wees blij dat we je gered hebben. En ook nog: we hebben je vastgebonden. Het is echt van belang dat je blijf liggen!'

Hij legde zijn hand op mijn voorhoofd en glimlachte. Pas nu kon ik zijn gezicht echt zien. Het was een wat oudere man, ik schatte hem iets ouder vijftig. Rimpels begon hij al te krijgen, zijn ogen waren klein en glimmend. Waarschijnlijk had hij ook een kunstgebit in.

Hij trok ergens aan en liep daarna weg. Opnieuw viel ik in weg.

Een paar uur later kwam een meisje meteen dienblad binnen. Op het dienblad stond een bord met een groot stuk vlees en twee aardappels, een beker met waarschijnlijk water en nog een schaaltje waarvan ik niet kon zien wat er in zat. Ze glimlachte en zette het dienblad met eten en drinken op iets neer. Ik mocht mijn hoofd niet draaien, maar doordat mijn bed een beetje omhoog was gezet kon ik dus zien wat ik te eten zou krijgen.

'Ik ga je zo helpen met eten, blijf rustig alsjeblieft!' zei ze en pakte een klein lepeltje op. Haar hand beefde en ze verontschuldigde zich. Snel sneed ze het vlees in stukken en voedde me stukje voor stukje met af en toe een beetje ketchup, terwijl ze me vertelde wat er gebeurd was.

'Je hebt echt zo erg geluk dat je nog leeft!' begon ze, 'Je was gestoken in je zij en helaas konden ze je linkerarm niet meer redden. Tot iets boven je elleboog ben je kwijt, helaas. Al het bloed dat je hebt verloren, niet normaal. Een paar van onze mannen hoorde een harde klap en zijn meteen gaan kijken. Er zijn meerdere mensen gered, wel allemaal van het leger. Weet jij eigenlijk waarom dat zo is? Hebben ze het gebouw opzettelijk laten ontploffen?'

Nee, de baas heeft het laten ontploffen. De rede weet ik niet, hij zei dat de wereld naar de klote was.'

'De wereld is inderdaad naar de klote,' zei ze terwijl ze de aardappel in stukjes begon te snijden. 'Weet je al hoeveel mensen er zijn gesneuveld?' Ik schudde mijn hoofd. 'Ze weten dat er al meer dan één miljard mensen dood zijn door die monsters, misschien twee of zelfs drie! De mensheid wordt uitgemoord, door onszelf.'

'Ja, maar vertel verder.' Zei ik en opende mijn mond voor een nieuwe hap.

'Goed, maar toen ze jou vonden, zo zonder arm, zijn ze meteen naar je toegesneld. Het bleek dat je nog een hartslag had, wel een slechte, maar ze namen je mee. Toen je hier kwam, kwam je precies op het goede moment, want een paar minuten nadat ze je op een operatietafel hadden neergelegd, stond je hart stil.' Ze slikte en dit gaf mij de tijd om na te denken. We waren dus in een ziekenhuis? In welk ziekenhuis? De legerbasis was in de buurt van Utrecht als goed is, dan moet daar ook een groot ziekenhuis zijn, niet?

'Ik zie je al denken: je bent inderdaad in een ziekenhuis. We hebben alleen geen stroom, maar dus wel alle apparatuur en noodstroom.' Ze glunderde van trots en wees de apparaten aan die naast mijn bed stonden. Zuurstofregelaar, iets om mij bloed te geven en meer waarvan ik de naam meteen vergat. Knikkend keek ik haar na terwijl ze me van alles en nog wat vertelde over het ziekenhuis en zijn apparatuur.

'Maar oké, je leeft dus nog en dat is het allerbelangrijkste.' Zei ze uiteindelijk en stak haar hand uit: 'Ik ben Martje.'

*2 weken later*

'Evelyn, ik zei: rustig aan. Doe dat dus ook.'

Ik zat trillend op de rand van mijn bed en de tranen stroomde over mijn wangen. Het verband van mijn linker bovenarm was er net afgehaald. Het stompje was ernstig bebloed en het was recht afgezaagd. Blijkbaar hadden ze dus met een zaagje mijn al kapotte arm nog meer vernield. Wit bot was er te zien en bloed begon er uit te spuiten. Ik merkte dat vlekken voor mijn ogen verschenen en wendde mijn blik af. Mijn ogen dichtknijpend werd voelde ik hoe er iets in mijn bovenarm werd gestoken. Ik voelde hoe de pijn in mijn linkerarm minder werd en mezelf wat meer suf begon te voelen. Gemompel klonk en ze begonnen mijn arm te verbinden.

Nog steeds had ik mijn ogen stijf dichtgeknepen. Opeens voelde ik een arm op mijn andere schouder. Het was Martje. Ik opende voorzichtig mijn ogen en zag ze glimlachen. Ze knikte en ik wist dat ze eindelijk klaar waren met mijn arm. Een paar mensen verlieten de kamer en ik was weer alleen met Martje. Ze trok mijn shirt omhoog en begon mijn verband om mijn middel af te wikkelen.

'Sorry nogmaals, van je arm,' zei ze zacht en sloeg haar ogen neer, 'Ik wilde dat ik je iemands arm kon geven, er lopen genoeg mensen rond nu. Lijken ook trouwens.' Ze lachte en keek naar me, hopend dat wat ze zei mij ook op zou vrolijken. Het tegenovergestelde gebeurde. Snikkend liet ik me achterovervallen en voelde alweer een naald mijn lichaam binnendringen. Alweer begon ze mijn wond schoon te maken en het te verbinden. Een scherpe geur drong mijn neus binnen.

'Mag ik slaappillen?' vroeg ik en keek haar smekend aan. Ik wilde nu zo graag slapen, even weg van hier zijn. Kort keek ze me aan en zuchtte, uiteindelijk liep ze de kamer uit. Ik hoopte op het beste: dat ze er meer zou meenemen. Uiteindelijk kwam ze terug met twee pillen. Ze stopte ze in mijn mond en met water slikte ik de pillen door. Terwijl zij mijn benen op het bed legde, ging ik goed liggen met mijn hoofd. Enorme vermoeidheid nam mijn lichaam over en ik viel in slaap.


She's alive! ;D


ZielloosWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu