21 (deel 1)

48 3 2
                                    

(het is heet buiten, bijna 30 graden, toch wilde ik een hoofdstukkie publiceren)

Donker gekleurd bloed liep via mijn haren mijn ogen in. Constant het uit mijn ogen wrijvend en vloekend waren we al een heel eind verder gekomen, zo'n twee uurtjes later. Tony was bewusteloos geworden en zijn gewicht maakte het reisje er niet makkelijker op. Zuchtend en kreunend liepen Brechje en ik maar verder, hopend op hulp die nooit zou komen.

Nadat ik voor de zoveelste keer door mijn benen was gezakt, had ik de puf niet meer om zelf op te staan en Tony verder te dragen. Brechje keek me medelevend aan en vroeg: 'Ik zal hem wel dragen, maar we moeten gewoon een grot of boom of hut vinden!' Het enige wat ik kon doen was knikken, dus dat deed ik maar.

Mijn schouder deed mijn, maar toch rustte ik nog een klein deel van Tony's gewicht daar op. Tot ik opeens een enorme boom zag, die ook nog is laag bij de grond was. Brechje had me nog gewaarschuwd, maar het was te laat.

Een vreemd geluid producerend rende ik er op af, nietsvermoedend. Een zombie die in de weg stond stak ik in zijn hoofd en duwde ik aan de kant. Meer kwamen, het boeide mij niets. Vlak bij de boom probeer ik nog een soort noodstop de maken, maar het was al te laat. De afgrond die de boom zo laag bij de grond liet zijn, liet mij vallen.

Mijn stem leek opeens terug te zijn en gillend probeerde ik terwijl ik naar beneden rolde takken vast te pakken. Gekraak klonk toen ik onderaan de helling tegen een dikke stam aanviel. Brechje riep: 'Ik kom zo, eerst die zombies uitschakelen!'

Ik zuchtte. Waarschijnlijk waren een paar van mijn ribben gebroken en ook mijn arm zag er niet helemaal gezond uit. Snikkend ging ik langzaam overeind zitten en keek de helling op. Het was nog een hele klus om weer óp de heuvel te komen. Ik sloot mijn ogen en liet de tranen mijn gezicht nat maken. De namen bloed mee en drupte zo mijn kleding in. De koude druppeltjes lieten me rillen en ik deed mijn armen om mijn benen heen. Zo viel ik langzaam in een soort van slaap.

Ruim twee uur later riep Brechje me, ik kon komen. Blijkbaar was het gelukt om Tony te verstoppen of hoog in de boom vast te binden zoals ik dat bij mezelf ook had gedaan. Ik rustte nog even mijn hoofd tegen de boomstam aan voordat ik opstond. Een schreeuw verliet mijn lichaam nadat ik in één beweging overeind ging. Een pijnlijke steek ging mijn hart door, bang legde ik mijn hand op die plek neer. Mijn omgeving was zwart door de duizeligheid en ik knipperde een paar keer met mijn ogen. Daarna keek ik op. Brechje lag en stak haar hand uit, klaar om mijn hand te pakken en op te treken. Ik hoestte pijnlijk en begon aan mijn klim.

De bomen waren dun en kort, maar wel sterk genoeg dat ik me op kon trekken. Mijn armen waren verzwakt, dus ook met mijn benen duwde ik me omhoog. Maar ongeveer halverwege ging het mis. Ik kon niet goed bij de volgende boom en het voelde alsof mijn armen er elk moment af konden vallen. Ik keek op en schudde mijn hoofd. Brechje sloot haar ogen kort en moedigde me nogmaals aan. Een paar keer diep ademhalend schatte ik alvast in hoeveel kracht ik moest zetten. En toen zette ik af. Kort vloog ik door de lucht heen, grijpend naar de tak. Met één hand lukte het me om er eentje te pakken. Bijna meteen zat er een diepe snee in mijn hand. Vloekend duwde ik me omhoog met mijn benen en trok me op. Zo pakte ik nog een tak en klom weer verder, om zo uiteindelijk Brechje haar hand te pakken.

Ze trok me met een forse ruk de kant op en legde me daar neer. Ze glimlachte en we stonden hijgend op.

'Blijf jij maar liggen,' zei ze, 'ik zorg wel voor jullie. Nu ga ik brandhout halen en als je ook maar iets met Tony doet...' Ze ging met haar vinger langs haar keel en liep weg. Ik rustte tegen de boomstam aan en keek naar Tony. Hij lag er naast, bedekt met takken. Ze had een soort mini-hut gemaakt, want alleen hij paste er in.

POV Evelyn

Een paar minuten voor middennacht waren ik en nog zo'n vijftig andere mensen in de sportzaal dicht bij elkaar gepropt aan het praten. Niet iedereen had mijn verhaal gelooft en we hadden ook nog de mensen die niet wilde vertrekken omdat ze het hier goed hadden. En niet vergeten: de uitverkorenen. Behalve ik dus.

ZielloosWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu