46

31 5 0
                                    


Na een aantal dagen van heel wat kilometers gemaakt te hebben, kwamen we aan bij een dorpje. In eerste instantie leek het onschuldig, alsof er hier geen horde langs was geweest. Maar dit bleek totaal niet het geval te zijn.

'Eindelijk,' zuchtte Jordan en hij rechtte zijn rug. Ik hoorde zijn botten kraken en mijn haren gingen overeind staan. Zelf kon ik niet zo goed tegen dat geluid, toch strekte ik ook mijn lichaam uit waarbij er van alles kraakte. De kou had ons stijf en ziek gemaakt. Beide hadden we de verkoudheid goed te pakken. Ik snoof en ging met de palm van mijn hand onder mijn neus door. Hierdoor kwam er groenig slijm op mijn hand wat ik er snel van af veegde. Een kots gevoel kwam op.

'Nu maar hopen dat andere mensen ons niet voor zijn geweest!' mompelde ik zacht en keek kort schichtig om me heen. Op zo'n 500 meter afstand liep een zombie, verder gebeurde er weinig.

Ik ging naast Jordan lopen en samen liepen we zo een aantal straten door. Tot opeens een grote witte muur in mijn zicht kwam. Er was iets opgeschreven, met rode verf.

Nee, het was geen rode verf, het was bloed! Ik kon het niet laten en een lading spuug kwam mijn mond uit. Ook Jordan kreeg het even moeilijk. Hij leunde met zijn hand tegen een lantaarnpaal aan en boog voorover. Er droop alleen wat speeksel uit zijn mond.

Tegelijk haalde we onze neus op en ik zette een paar stappen dichter naar de muur toe. Daarna las ik hardop voor wat er met bloed op was geschreven: 'ga weg! De doden zullen je vinden!'. Ik trok mijn wenkbrauw op en las te tekst nog een aantal keer. Dit moest wel lang geleden geschreven zijn. Het bloed was bruinig geworden en de zombies waarvan het bloed was waren ook al verrot. Hun lichamen stonken enorm en hun geelbruine huid was afgrijselijk. Ik wende mijn hoofd weg en zag nog een tekst. Halverwege dat ik daar was, was er nog één. Allemaal hadden ze dezelfde boodschap: zombies zijn gevaarlijk.

Ik zuchtte diep nadat ik de zoveelste had gelezen en inzag dat hier niks te halen viel. Jordan kwam moedeloos naast me zitten. Hij sloeg zijn arm om mijn schouder heen en trok me zo naar zich toe.

'Waarschijnlijk vinden we zo nog wel iets als we zo rond gaan kijken.' Stelde hij me gerust en kuste me voorzichtig op het voorhoofd. Kort glimlachte ik en keek hem diep aan. Zijn donkere ogen straalde verdriet en wanhoop uit. Waarschijnlijk kon hij elk moment in huilen uitbarsten, hij had ook de strijd zo ongeveer op gegeven om een nieuw kamp te vinden.

Ik stond ook op en hand in hand liepen we wat straten door tot we op een splitsing kwamen. Daar maakte we de beslissing dat ik de hele linker straat zou nemen en hij de rechter. Voordat de zon onder was zouden we elkaar weer op de kruising ontmoeten.

Een stuk of zes huizen verder ging ik het eerste huis in. Met een enorme kracht trapte ik de deur in waarna ik hijgend naar binnen gluurde. Het kleintje in mijn buik was me steeds meer aan het verzwakken.

Ik wachtte tot er een zombie verscheen en toen er twee op me af kwamen, zette ik een paar passen vooruit. Snel rechtte ik mijn rug en stak de eerste via zijn oog dood. De tweede ging mij ook gemakkelijk af en deze stak ik via zijn kaak. Ik gooide hem op de eerste zombie en sprong daarna over ze heen. Als eerste liep ik de woonkamer binnen. Het leek net of dit huis nog bewoond was. Op tafel stonden een aantal kopjes met resten van thee er in. De theepot was nog halfvol. Een laagje stof liet mij terugdenken aan heel vroeger, die oude films zonder kleur die we bij de geschiedenislessen moesten kijken. Doodsaai natuurlijk.

Ik merkte dat er een traan over mijn wang gleed en veegde deze snel weg. Mijn blik kwam op een klokje dat op de open haard stond. De open haard zelf was enorm en samen met de meubels had dit huis niet erg veel weg van de stad waar het zich bevond. Ik glimlachte en pakte het klokje op. Bij elke seconden die voorbij ging hoorde ik het tikken. Ik besloot het ding mee te nemen en stopte het diep in mijn tas. Daarna keek ik verder te kamer rond. Het liefst zou ik alles wel mee willen nemen. Aan de muur hingen nog twee koekoeksklokken die ook nog tikten. Het tapijt zag er zacht en warm uit, ook al lag er dan een paar centimeter aan stof op. Het laminaat had een rustgevende kleur, net als de muur die gelig was wat weer mooi paste bij het steen van de open haard. Zouden de andere huizen ook zo zijn?

Ik liep de keuken binnen en mijn geluk werd groter: ook hier was nog niemand geweest. De kastjes stonden vol met potjes met voedsel er in. Een groot deel daarvan was dan wel bedorven, maar eten zoals soep, snoep en andere dingen waren nog goed en zouden dat ook nog lang blijven. Ik stopte de zes potten soep, de zakjes met snoep en de theezakjes in mijn rugzak en ging door naar de kelder toe. In de kelder was nog meer eten. Rijen vol ingeblikt eten lieten mij door mijn knieën zakken. Dit kon gewoon niet waar zijn! Beter zouden we hier blijven.

Ik sprintte het huisje uit en riep hard Jordan's naam. Binnen enkele seconden keek hij me geschrokken aan. Blijkbaar had hij ook gescoord want zijn mond was rood van waarschijnlijk de soep die het net had zitten snoepen.

'Ik heb een kelder van hamsteraars gevonden!' zei ik glunderend. 'Is het niet goed als we hier een tijdje blijven om aan te sterken? Het huis heeft ook een open haard.' Jordan zijn ogen werden groot en hij knikte heftig. Met volle mond zei hij: 'Kom er aan, wacht.' En hij rende alweer weg. Terwijl ik stond te wachten pakte ik het pistool uit zijn houder. In de verte, op zo'n vijftig meter afstand, stond een zombie. Ik ging met mijn benen ver uit elkaar staan. Daarna hief ik het wapen op en richtte met één oog op de zombie. Zolang deze stil zou staan had ik nog een kans. Ik stak mijn tong een beetje uit mijn mond en schoot. Raak! Trots keek ik toe hoe het lichaam op de grond viel en daar stil bleef liggen.

Jordan stond ondertussen al naast me met een tas vol met eten. Deze zat zelfs zo vol dat ik randen van potten er aan de zijkant sterk tegen aan duwde. We gingen hardlopend terug naar mijn huis en gingen op de stoelen in de woonkamer zitten.

'Dit is een prachtplek,' zei Jordan en hij keek nieuwsgierig en opgewonden om zich heen. Opeens graaide hij diep in zijn zak terwijl hij me grijnzend aankeek. Mijn mond viel open van wat hij toen tevoorschijn haalde.

'Ook een slokje?' zei hij uitdagend en hief de fles op. Ik bloosde en dacht na, was dit wel zo slim? Mam zou het nooit goed vinden! Maar was ik ondertussen niet al achttien? Ik schudde mijn hoofd en ging even met mijn hand door mijn haren heen. Jordan haalde zijn schouders op en trok de kurk uit de fles. In één beweging zette hij de fles aan zijn mond en trok met grote teugen de halve fles leeg. Een grote boer volgde en opnieuw bood hij me de fles aan. Hij trok zijn wenkbrauw op en duwde hem in mijn hand.

'Kom op,' zei hij, 'ik weet dat je het wilt!'



700 lezertjes behaald jeeh! sorry dat ik nog steeds weinig publiceer! Maar het is bijna vakantie en dus kan ik dan weer meer hoofdstukjes typen ;D helaas zal ik dan wel nog moeten leren D;

LISA AAN DE WIJN JEEH

ZielloosWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu