23

45 4 2
                                    


Ze probeerde me constant te bijten, de het meisje dat net aan was komen lopen. Ze was voorover gevallen en ik probeerde haar tegen te houden. Ik kneep in haar keel in de hoop haar zo te kunnen wurgen. Misschien dat dat zou werken. Doordat ik haar net in haar nek had geschoten, spoot het bloed er uit. Mijn lichaam zat er al snel helemaal mee onder. Hierdoor werden mijn handen ook glad. Ik probeerde mijn lichaam te draaien zodat ik haar weg kon schoppen. Ik kon het niet laten om niet te schreeuwen, dus mijn keel leek te branden. Het was zeer pijnlijk. Nog amper adem kunnen halend schopte ik met een hoop kracht tegen haar heup aan. Ik haalde mijn hand van haar keel af en ze rolde om. Voordat ze me weer vast zou kunnen grijpen, schopte ik haar opnieuw. Een steek ging door mijn lichaam heen en ik sloot mijn ogen. Ik bleef haar schoppen tot ze te ver weg was. Daarna pakte ik het wapen op en laadde hem. Ik hield om omhoog en richtte op haar hoofd. Op het moment dat ze op keek schoot ik. Haar hoofd zakte naar beneden, ze was eindelijk echt dood.

Ik liet me neervallen en ik voelde hoe Tony zacht op mijn schouder klopte. Op dat moment kwam Brechje aanrennen. Haar ogen waren groot en ze zag er opgejaagd uit.

'We moeten weg,' hijgde ze, 'er is hier kort geleden nog een horde geweest. Ik meteen hier naar toe gekomen toen ik schoten hoorde. Volgens mij kunnen ze hier elk moment terug komen.' Meteen werd ik bang. Natuurlijk was het stom van me om te denken dat we hier een paar dagen zouden kunnen blijven.

Brechje pakte mijn goede arm vast en tilde me omhoog. Gillend van pijn stond ik uiteindelijk hijgend tegen een boom aan. Mijn keel leek van schuurpapier te zijn en doordat ik ook nog half gewurgd was door Brechje deed het extra veel pijn. Ik zuchtte pijnlijk en sloot kort mijn ogen terwijl Brechje Tony overeind hielp. Toen ik mijn ogen opende viel mijn blik op mijn armen en lichaam. Vooral mijn handen en onderarmen zaten helemaal onder het bloed. Ik droop zelfs. Het lichtgekleurde shirt dat ik aan had, was nu rood. Ik zuchtte.

Mijn gebroken arm omhoog houdend liepen we verder. Ik had het wapen in mijn hand en Brechje droeg Tony. Het enige wat we konden was hopen.

'Ik...' hoorde ik Brechje ineens zeggen, 'we moeten water vinden, zo snel mogelijk!' Ze klonk paniekerig en ik draaide me om. Haar ogen stonden dof en ze stond te trillen op haar benen. Kort sloot ik mijn ogen en dacht na. Wat nu? Zou ik alleen even rond gaan kijken? Misschien kon ik water horen stromen?

Ik beval ze stil te zijn en luisterde. Geruis van de wind klonk en heel in de verte liep een zombie. Ik schudde mijn hoofd, hier was zeker geen water in de buurt. Het enige wat we konden doen was verder lopen en daar dan opnieuw luisteren. Dat deden we dus.

Ruim anderhalf uur later stonden we opnieuw stil. Beide vielen we bijna flauw door uitdroging, dus toen we dan uiteindelijk water hoorde stroomde wilde we er op af rennen. Niet nadenkend of het water ook geïnfecteerd was zaten we vijf minuten later allemaal met ons hoofd onder water te drinken. Het water zat vol zand, maar ik zag geen zombies rondzwemmen of drijven. Het water stroomde ook anders. Na een paar grote slokken voelde ik hoe mijn keel meteen minder pijn deed.

'Moeten we het water niet reinigen?' vroeg Tony zacht en wees richting het water. Brechje en ik knikte, maar we dronken wel door. Zo voor één keer zou het wel kunnen toch? Misschien zouden we later nog wel een verlaten huisje vinden.

Het meer waar we zaten te drinken was niet zo groot. Ongeveer vijf bij tien meter. Brechje stelde voor: 'We zitten hier op een soort open plek, laten we hier overnachten en morgen verder gaan. Ik zal vallen zetten. Lisa, kan jij in een boom klimmen en kijken of er in de buurt een huis of dorp of stad is?'

Ik knikte en nadat ik had geholpen met een klein vuur te maken, liep ik weg. Langzaam liep ik langs de waterkant en keek naar de bomen. De meeste waren te hoog of niet sterk genoeg. Misschien waren hier wel helemaal geen goede bomen. Dat bleef ik denken tot ik ineens tegenover een wel erg misvormde boom stond. Het donkerbruine hout was gebarsten, hieruit concludeerde ik dat het een erg oude boom was. Met mijn vrije hand pakte ik een tak vast en trok me op de dikke stam. Daarna pakte ik een tak boven me vast, die ongeveer even breed was als mijn hand. Ik trok me op en met mijn voeten duwde ik me nog verder omhoog zodat ik uiteindelijk op de tak zat. Bijna was ik al bovenaan, maar ik durfde niet verder te gaan. De takken boven mij zagen er niet bepaalt sterk uit. Met één hand de boom vasthouden ging ik langzaam staan. Daarna pakte ik boven me een tak vast en trok wat kleine takjes kapot. Daarna brak ik ook die tak af en ik hield me weer aan de boom zelf vast. En toen keek ik.

Waar we vandaan waren gekomen was eindeloos kilometers stukken bos. Zo ver als ik kon kijken waren er bomen, allemaal heel dicht op elkaar. Hier en daar een heuveltje en zoals hier kleine meertjes. Ik draaide me voorzichtig om en verbaasde me over wat ik daar zag. Ruim vijf kilometer verder was de rand van een stad. Een enorme stad. De torenhoge flats leken de wolken aan te raken en de huisjes die er waarschijnlijk onder waren gebauwd zouden enorm klein lijken. Maar er was één ding wat ons er van zou weerhouden er heen te gaan: zombies. Ook hier hadden ze de stad gebombardeerd om ze te vermoorden en ook hier had het ze juist aangetrokken. Ik kon maar drie flats zien, waarschijnlijk was de rest allemaal ingestort. We moesten hier dus zo snel mogelijk weg.


vinden jullie het langdradig worden? eerlijk zeggen! Dit boek wordt waarschijnlijk extreem lang, maar voor de mensen die het helemaal geweldig vinden zal dat niet zo erg zijn. ;)


ZielloosWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu