Voetstappen klonken en mompelende stemmen veranderde in vage gesprekken. Uiteindelijk kon ik verstaan wat drie mannen tegen elkaar zeiden: 'Ik dacht dat ik wat hoorde, stil jongens.'

'Hier? Middenin de stad met al die monsters? Denk 't niet man!'

'Houd je kop nu is, Peter, anders vertrek je maar.'

Stilte volgde en ik beet op mijn lip. Stil zijn was nog steeds niet zo moeilijk voor mij, praten deed nog steeds veel pijn. Tony fluisterde: 'Wij gaan via de andere kant naar buiten toe, ik ga voor.' Ik knikte en gaf hem het geweer aan. Ik hield het pannetje met één hand vast zodat het geen geluid zou maken als het tegen de tas aan zou komen en zo liepen we in een doodse stilte weg. Helaas dat we net niet snel genoeg waren. Ik liep achteraan, Brechje voor mij en daarvoor Tony. Schoten klonken en ik zag gaten verschijnen in de grond voor mijn voeten.

'Rennen!' schreeuwde ik, waar ik meteen spijt van kreeg. Ik hoorde achter me rennende voetstappen en de adrenaline die ik ineens kreeg liet mij sprinten. We kwamen uit bij het trappenhuis en op het moment dat ik van de treden af wilde sprintten, pakte iemand mijn arm vast. Gillend werd ik tegen de grond aangedrukt en drie keer in mijn gezicht geslagen.

'Kop dicht, kleintje.' Hoorde ik en voelde een druk op mijn schouder. Ik durfde me natuurlijk niet te bewegen, dus doodstil keek ik met één oog naar de twee andere mannen die aan kwamen rennen. Degene die voorop liep was groter en dikker dan de jongen daarachter. De voorste man had zijn haar afgeschoren en kleine sneetjes van het pas scheren waren ook nog te zien. Hij had simpele kleding aan: een ietwat te groot shirt en een lange broek met veel zakken. Zijn bergschoenen waren groen, net zoals de rest van zijn kleding. Het zwarte wapen dat hij in zijn handen had, zag er groot en gevaarlijk uit, het zou iedereen in verlegenheid brengen.

De jongen die daar achter liep was mager. Zijn lichte huid en vermoeide ogen verraadde vermoeidheid. Hij had ook legerkleurachtige kleding aan. Hetzelfde als de grotere man. De jongen die mij vasthield, kon ik niet zien. Ik hoorde mensen de trap op rennen en concludeerde dat het Tony en Brechje waren.

'Lisa, idioot, schiet op,' zei Brechje en viel daarna stil. Ik hoorde wat vallen en daarna gegrinnik. Een zware mannenstem: 'Ja, wij hebben wel wat betere wapens. Vertel op, wat doen jullie hier?'

'We... we...' begon Brechje en viel weer opnieuw stil. Ik zei: 'We waren opzoek naar een nieuwe woonplaats.'

De man knikte en beval de jongen van me af te gaan. Hij was gespierder dan ik dacht. Waarschijnlijk was hij voor de uitbreking naar de sportschool gegaan. Zijn blauwe ogen, blonde haar en gebruinde huid maakte hem perfect. Ik slikte en hoorde Brechje ook slikken. De jongen glimlachte en zei: 'Ik ben al voorbereid.'

De mannen gingen in een kring bij elkaar staan en ik hoorde ze zacht overleggen. Tony fluisterde tegen Brechje en mij: 'Als we geluk hebben laten ze ons vrij, de kans dat ze ons meenemen of spullen van ons is groot natuurlijk.' Ik knikte en keek weer naar voren toe.

'Goed, geef ons je wapen en we laten jullie vrij.' Zei de magere jongen en hij hield zijn hand op. Ik zag Tony twijfelen en ik zei langzaam: 'Hoe moeten we ons dan verdedigen?' De jongen antwoordde meteen: 'Dat zoeken jullie maar uit. Als je het nu niet geeft nemen we jou mee.'

Verbaast keek ik van de jongen naar Tony en weer terug. Waarom zou hij nou mij mee willen nemen? Ik zuchtte, schudde mijn hoofd en pakte het geweer uit Tony's hand. Ik duwde het in zijn handen, spuugde op de grond en stampte boos de trap af. Nu hadden we dus alleen nog maar wat messen waarmee we ons konden verdedigen.

Onderaan de trap keken we elkaar verloren aan. Want ja: wat nu? Ik zuchtte en zonder wat te zeggen duwde ik deur open. Zombies keken op en begonnen op mij af te lopen. Ik maakte het touw om mijn middel los en liet de rugzak op de grond zakken. Ik pakte er twee messen uit en begon schreeuwend op de zombies af te rennen.

Roekeloos begon ik ze in hun hoofden, ogen, via hun keel of zelfs de zijkant van hun hoofd een einde aan hun leven te maken. Hordes zouden altijd groter worden en die vervloekte zombies zouden nooit meer gaan en kunnen verdwijnen. Woedend merkte ik hoe steeds meer zombies mij aanvielen. Tony was al te hulp geschoten en Brechje keek moedeloos toe.

Bloed van vreemdelingen bedekte mijn lichaam en hoe meer zombies ik neerstak, hoe meer dood ik werd. Ik werd ineens door drie of zombies beetgepakt. Eén van hen was te groot en te sterk hij bracht zijn gezicht naar mijn arm toe en wilde me bijten. Ik stak hem in zijn nek terwijl ik op de grond viel. Hij viel op me en natuurlijk wilde hij me opnieuw proberen te bijten. De linkerkant van zijn kaak hing los dus toen hij zijn mond opende spoot het bloed alle kanten op. Misschien zou hij me eigenlijk niet meer kunnen bijten. Ik stak hem in zijn oog en meteen was hij dood. Ik liet hem op me vallen met zijn hoofd naast mijn hoofd en stak de volgende zombie neer die mij ook had gezien. Daarna kwam er weer een zombie. Steeds meer probeerde mij te bijten terwijl de hoop op en rond mijn lichaam steeds hoger werd. Tony was ondertussen ook eindelijk bij mij aangekomen. Hij begon rond mij random zombies neer te steken en schreeuwde om hulp. De situatie leek steeds slechter te worden, tot ineens een oorverdovend geluid iedereens aandacht trok.

Het geluid van kerkklokken klonk, zombies stopte met mij aan te vallen en liepen richting het geluid. Het was zo hard dat ik meteen hoofdpijn kreeg. Ik voelde hoe ze over mij liepen, soms eerst struikelen en daarna weer verder lopen en hoe het geluid van dat grommen steeds achter werd. Na een stuk of elf keer stopte de kerk met geluid maken, toch bleven de zombies elkaar achterna lopen. Na nog ruim tien minuten voelde ik het gewicht dat op mij lag minder worden. Ik kreunde en iemand pakte mijn hand vast. Glad door het bloed wat overal op mijn lichaam zat, glipte ik uit degene zijn greep en viel met een klap weer op de grond neer. Ik gilde en kneep mijn ogen stijf dicht. Steken overal: mijn rug, mijn armen en mijn ribbenkast. Een hand ging over mijn mond heen en een paar minuten later werd ik opgepakt. Half bewusteloos door de pijn liet ik me meedragen. Ik verstond niet meer wat er gezegd werd en liet alles maar over me heenkomen.

***

'Laten we hier pauze houden,' hoorde ik iemand zeggen en schrok wakker. Een hand op mijn arm en Brechjes stem: 'Blijf rustig, anders val je dadelijk weer.' Ik knikte en keek bang om me heen. De jongens en Tony en Brechje liepen om me heen. De man hield mij vast. Hij knielde ineens neer en legde me op de grond neer. We waren weer in een bos, wat zowel goed als slecht nieuws gaf. In de stad was niets meer te vinden en er waren te veel zombies, maar in het bos kon je ook op elk moment gegrepen worden. Het was wel zo dat je in het bos wilde dieren en planten kon eten.

Er werd water in mijn mond gegoten en ik slikte het door. Het deed me goed. Ik kuchte en draaide mijn hoofd. Het begon al donkerder te worden. De klok sloeg als goed is twaalf uur, dan hebben ze zeker vijf uur gelopen. Ik fluisterde: 'Waarom... waarom zijn jullie hier?'

'We zagen hoe je daar tekeerging, jullie zijn sterker dan we dachten. We kunnen jullie wel gebruiken. Samen gaan we naar onze basis toe, daar hebben wij nog één zwangere vrouw en haar dochter.' Zei de magere jongen en hij knikte lief. Ik keek hem dankbaar aan en daarna pakte ik een stuk vlees aan dat Brechje me aangaf. Langzaam begon ik er op de kauwen en slikte uiteindelijk de stukjes vlees ook door. Ze maakte een vuurtje en begonnen tenten op te zetten.

Ik sloot mijn ogen en dacht na. Misschien hadden zij wel veel pistolen en geweren en munitie. Ze waren ook niet met veel mensen, dus waarschijnlijk hadden ze gewoon ergens een huisje gevonden. Het was vreemd dat Tony en Brechje gewoon zomaar met hun mee gingen.

Ik werd opgetild en in een tent gelegd. De man zei: 'Morgen of overmorgen houdt jij de wacht, nu zullen wij dat doen.' Ik knikte en sloot mijn ogen.


ZielloosWhere stories live. Discover now