Met een immense pijn aan mijn hoofd werd ik de volgende dag wakker. Mijn hoofd bonkte en ik was echt heel erg moe. Zuchtend probeerde ik de slaap uit mijn ogen te wrijven. Geschokt sprong ik op toen ik zag waar ik was: het café. Maar ik herstelde weer toen ik zag dat de hond rustig lag te slapen en dat ik nog steeds alleen met haar was. Ik knielde naast de hond neer en bekijk de wonden die ze had: wat schaafwondjes en iets wat leek op aangekoekte vacht. Het totaalbeeld zag er hartverscheurend en bijzonder smerig uit. Ik slikte en stond maar op, ik kon maar beter op zoek naar medicijnen en verband. Dus ik liep de keuken in en maakte de kastjes open: een heleboel eten maar geen medicijnen, tot ik de rode doos in zicht kreeg. Ik pakte het op en liep er mee naar de hond toe. Knielend kreeg ik opeens een ander dier ik zicht. Glimlachend pakte ik mijn mes op en sloop er op af. Toen ik er achter kwam dat het al dood was, pakte ik het op: het was een witte muis. Waarschijnlijk niet schuw, aan de vachtkleur te zien. Ik legde de muis naast de hond neer en op dat moment werd ze ook wakker.

'Goedemorgen Ziva,' zei ik, 'ik ga even je wonden verzorgen.' De hond blafte bij het horen van zijn naam en wilde gaan zitten. Ik duwde haar zacht naar beneden en zei: 'Stil, anders eten ze je nog op zo, die zombies.' De hond piepte toen ik met mijn vingertoppen over een snee heen ging. Gelukkig bleef ze wel stil liggen.

Een paar minuten later waren Ziva's sneeën allemaal gehecht, dus ik kon ze voorzichtig gaan borstelen. Ik ging met mijn benen gestrekt zitten en legde de hond er op. Ze piepte zacht toen ik haar haren ging kammen. Maar het resultaat was prachtig toen ik na twee uur me op mijn rug liet zakken. Pas nu zag ik dat het een bruine labrador (plaatje) was. Ik grinnikte en kuste de hond op zijn snuit toen ik zag dat ze in slaap was gevallen. Voorzichtig stond ik op, ik wilde haar niet wakker maken, en pakte mijn rugzak op. Ik pakte het grootste mes op bond de rugzak op mijn rug vast.

Het was mijn idee om te kijken hoe erg het nu eigenlijk was. Verderop had ik al zo'n trap langs de muur gezien waardoor je op het dak kon komen. Ik was gewoon benieuwd hoeveel zombies hier nu waren.

Ik schoof het gordijn een stukje aan de kant en keek naar buiten toe. Het was nog vroeg, maar blijkbaar sliepen zombies nooit. Doelloos liepen ze rond. Het waren er in ieder geval minder dan gisteren. Ik opende zacht de deur en even zacht sloot ik hem weer achter me. Stil liep ik rechts de straat in, wel stom dat juist daar er meer waren. Al snel kregen er een paar mij in het vizier. Ze gromde en liepen op me af. De trap was nog ongeveer dertig meter lopen, dus de kans dat het moeilijk kon worden was het nog steeds. Ik besloot hardlopend verder te gaan.

Zombies aan de kant duwend kwam ik dichterbij. Maar hoe verder ik kwam, hoe dichter ze bij elkaar stonden. Ik stak er heel wat in het hart, maar niet genoeg om bij de trappen uit te komen. Zuchtend en nadenken over een oplossing baande ik me een weg door ze heen. Natuurlijk had elke zombie me op dat moment wel zo ongeveer opgemerkt, dus het werd steeds moeilijker om verder te komen.

Ik schreeuwde van blijdschap toen ik bij de trap aangekomen was. Zo hard als ik kan duwde en schopte ik de zombies van me af, totdat ik dacht dat ik genoeg tijd had om zeker één meter hoog te komen. Ik pakte een lat vast en trok mezelf op, mijn voeten zo goed mogelijk plaatsend. Ik was sterk geworden door het trainen, dus ik was zeker snel genoeg boven gekomen.

Hijgend stond ik even later boven op het dak. Ik voelde eten op borrelen, maar zo goed mogelijk probeerde ik de kots weg te slikken, hoe vies die smaak dan ook was. Na een paar minuten had ik weer de volle energie en keek ik op. Het uitzicht was prachtig. Ik kon bijna het hele dorp zien, ook al was het dorp dan niet zo groot. Maar de zombies waren over al. Bij sommige huizen stonden de deuren open, dus ze liepen gewoon naar binnen toe. Mensen waren er niet meer in dit dorp, anders had ik wel schreeuwen gehoord deze of de vorige week. Bij het denken aan vorige moet ik zuchten.

Want hoe zou het met Evelyn zijn? Ik moest maar is op zoek naar een telefoon. Hoe kon ik eigenlijk weer terug komen in het café?

Ik keek om me heen en zat dat er een luik zat, er waren kamers boven het café en misschien leidde die naar het café toe. Met een kleine moeite tilde ik het luik op en liet mezelf vallen. Gekraak klonk en stil luisterde ik of ik gegrom hoorde: niets. De doodse stil was eng, maar misschien was de donkerte nog wel enger. Ik tastte met mijn handen de muur af, er moest toch ergens een lichtknop zitten? Bang dat ik hem niet zou vinden of dat ik met mijn handen in de spinnenwebben zou komen te zitten, beet ik op mij lip. Dat deed ik wel vaker als ik nerveus of bang was. Toch vond ik iets wat leek op een knop, dus ik drukte er op. En gelukkig: het licht ging aan. Verblind door het licht deed ik mijn ogen dicht en wachtte maar een paar minuten tot ik er aan gewend was. Ik liep wat kamers door en het viel me op dat de kamers helemaal leeg waren. Het enige wat er was, waren gordijnen. Zuchtend liep ik de trap maar af nadat ik die gevonden had. Ik kwam uit bij een gang met allemaal deuren waar nummers op zaten. Daar moest ik op dat moment natuurlijk niet heen, een andere keer misschien. Opnieuw zuchtend liep ik de trap af en kwam nu bij een soort binnenplaatsje uit.

Het was betegeld en weer waren er een paar deuren, maar dit was dus geen gang. Glas zat aan de voorkant en ook een deur kon ik zien. Ik was dus in een soort flat met alleen maar een begane grond en één verdieping daar boven. Mijn hoofd schuddend en glimlachend opende ik zacht de deur. Gelukkig zagen de zombies me niet, maar toch pakte ik mijn mes steviger vast. Snel sloot ik de deur en dit trok helaas wel hun aandacht. Ik duwde de zombies die naar me toe liepen aan de kant en rende naar de overkant van de straat. Nog steeds stond het grootste aantal bij de trap, daar zou ik dus niet meer omhoog kunnen. Ik rende via de stoep helemaal naar tegenover het café. Toen stond ik stil en stak wat zombies in hun hart zodat ik kort na zou kunnen denken. Maar al snel kwam ik tot de conclusie dat ik net zo goed rechtstreeks er naar toe kon rennen. Dus dat deed ik dan ook. Na een stuk of tien van die monsters aan de kant geduwd te hebben, stond ik voor de deur. Ik trok die open en liep de kamer binnen. De hond hier zijn kon op en piepte. Ik sloot de deur en knielde bij haar neer. Haar ogen straalde al meer emoties uit dan vanmorgen.

'Zo te zien gaat het goed met je, Ziva?' vroeg ik en zag dat de staart hevig heen en weer ging. Ik glimlach en wreef weer door mijn ogen heen. Wat was ik moe. Ik ging op het matras op mijn rug liggen en staarde naar het plafond toe, maar in slaap vallen lukte me niet. Dus na een paar minuten zat ik al weer op de rand en staarde voor me uit. Verveling heerste, maar ik had geen zin om weer naar buiten te moeten. Trainen had ik ook geen zin in en slapen lukte me niet.

'Douchen,' fluisterde ik, 'ik moet nog douchen!' Glimlachend sprong ik op en huppelde de trap op. Met die shampoo kon ik dus eindelijk mijn haar wassen! Deze twee weken had ik niet gedoucht, dus waarschijnlijk stonk ik bijna net zo erg als die zombies, en die zombies roken naar lijk en verrot vlees. Ik snoof en kleedde me snel uit toen ik in de badkamer kwam. Kort wierp ik een blik in spiegel. Ik was verandert, heel erg. Mijn tanden waren geel, in mijn haar zat van alles en was in de klit, mijn huid was bruin door het zand en bloed zat overal. Zelfs op mijn voorhoofd nog, want ik was het vergeten de verbinden. Dat kon ook wel na het douche, dacht ik en stapte toen maar onder de douche.


1500 woorden lol XD , in de bijlage een foto van Ziva :D


ZielloosWhere stories live. Discover now