Attack two

987 63 5
                                    

Ik weet het, hij is weer laat. Maar daarom upload ik ook nu. Hij is ook korter, maar dat is gewoon omdat dat Nathans stukje is voor nu. Volgend hoofdstuk hopelijk wel op tijd. Ik hoop dat jullie me niet haten door de messy uploads.

Nathan

Zoë zou vandaag langskomen en als ik naar de tijd kijk is ze er ook al bijna. Maar Adry en ik zitten nu al een tijdje herinneringen van vroeger op te halen. "O my gosh, weet je nog dat we elkaar zoenden" zegt ze opeens. "Hoe kan ik dat nou vergeten. Dat is iets wat ik tot de dag van vandaag nog probeer te vergeten" zucht ik. Adry lacht een beetje "Tja, ik ook" zegt ze. Na die drie woorden klapt mijn kamerdeur open. Zoë staat in de deurdeuropening en ze kijkt niet blij.

"JE HEBT WAT!?" schreeuwt ze kwaad. Ik kijk alleen maar. Het lijkt wel alsof ik versteend ben. Ik kan niet bewegen, niet praten, ik kan amper ademhalen. "Zoë, het was mijn schuld, Nathan wou niet..." probeert Adry. Er glijdt een traan over Zoës wang. "Weet je Nate, ik dacht dat je anders was" ze draait zich om en loopt weg. Adry springt op en rent erachteraan. Ik schud even mijn hoofd en spring op. Zo snel mogelijk ren ik naar Zoë toe en ga recht voor haar neus staan.

"Ga weg, ik wil je niet zien" snikt ze. "Zoë, alsjeblieft, ik..." maar ze duwt me aan de kant. Ik knijp mijn ogen dicht. Er glijdt een traan over mijn wang. Ik draai me naar haar om en pak haar pols vast. Ze probeert hem los te trekken, maar ik laat haar niet gaan. "Ik hou van je Zoë, heel erg veel. Ik heb een fout gemaakt, een hele grote, maar ik laat het niet de drie mooiste jaren van mijn leven verpesten" Ik merk nu pas dat de tranen rijkelijk over mijn wangen rollen.

Ze draait zich om, ook zij huilt enorm. Ik laat haar pols los, als ze wilt, kan ze gaan. Ik hou haar nu niet meer tegen. Uit het niets geeft ze me een knuffel. Als ze me weer loslaat, kijkt ze me strak in mijn ogen aan. "Als je dat nog een keer flikt, dan kom je er niet zo makkelijk vanaf" zegt ze nog snikkend. Tussen de tranen verschijnt er een glimlachje op Zoës gezicht. Daarna drukt ze haar lippen op de mijne. Ik had verwacht dat ze nu tot alles in staat was, maar me vergeven was er niet één van.

*Twee weken later*

Ik loop door het bos, alleen. Gewoon even ontspannen en opfrissen. Het begint weer kouder te worden, herfst komt er weer aan. Niet dat ik er ook maar iets van merk, Adry en Elly zeggen alleen dat ze het merken. De laatste keer dat ik alleen door het bos liep werd ik aangevallen. Maar hé, screw it.

Na een tijdje besluit ik maar weer terug te lopen. Opeens hoor ik iets kraken achter me. Ik draai me met een ruk om. "Wie is daar" sis ik. Ik kijk goed en het is een konijn. Hoe cliché is dat. Ik draai me weer om, maar hoor opnieuw iets achter me. Het zal vast wel weer een dier zijn. Ik loop verder tot ik opeens iets in mijn zij voel steken. Alle lucht schiet uit mijn longen en ik leg gelijk mijn handen in mijn zij. Gelukkig heb ik niet altijd lucht nodig. Ik voel iets warms door mijn vingers stromen. Ik haal één hand weg en kijk ernaar. Mijn hand zit vol met bloed. Jammergenoeg is dat fabeltje dat vampiers niet bloeden grote onzin. Wat weer een voordeel is, is dat vampierbloed geen enkele andere vampier aantrekt.

"Fuck, wie..." kreun ik. "Ik" een meisje met een grote grijns op haar gezicht stapt voor me. "Mijn zusje had al gezegd dat je hier ergens rondliep" ze houdt haar dolk omhoog en gaat met haar vinger langs het bloed wat erop zit, mijn bloed. "Maar zij en mijn vader lieten je ontsnappen had ik vernomen" zegt ze. "Maar dat laat ik mij niet gebeuren" haar grijns word groter. "Wat wil je" sis ik. "Ik wil jou dood" zegt ze. Ze draait zich om en begint voor me heen en weer te lopen. Ik graai met mijn vrije hand naar mijn broekzak en pak mijn aansteker eruit. Ze kijkt naar me om en ik houd hem snel achter mijn rug. Dat ze dat niet gemerkt heeft.

Achter mijn rug probeer ik de aansteker aan te steken en na een paar pogingen heb ik een vlam. Ik laat de vlam mijn hand op kruipen. Snel laat ik de aansteker vallen, maak de vlam in mijn hand groter en op een moment dat ze niet kijkt, vuur ik de vlam op haar af. Ik grijp mijn aansteker van de grond en ren weg.

Pas als ik het dorp bereikt heb, stop ik met rennen. Ik zak door mijn knieën en val op de grond. Soms heb ik niet een zuurstof nodig, maar nu hijg ik als een bezetene. Alles is wazig voor mijn ogen. De afstand was niet extreem, maar ik heb een ruime omweg genomen. Als ze me volgt, wil ik niet dat ze het dorp ontdekt. Ik hoorde haar niet eens meer in de buurt, maar ik wou geen enkel risico nemen. En dan opeens voel ik de stekende pijn in mijn zij weer. Ik pak de aansteker weer, steek hem aan en neem de vlam in mijn hand. Voorzichtig beweeg ik de vlam naar mijn zij. Zo snel de warmte in de buurt komt van de wond, word de pijn erger. Ik zet door en zet de vlam tegen de wond. Ik hou mijn schreeuw in. Snel beweeg ik mijn hand weer weg. Nu verlies ik in ieder geval geen bloed meer.

Ik sta moeizaam op en loop naar huis. Eenmaal binnen heb ik gelijk alle ogen op me gericht. "Ik leg het uit, maar laat me eerst de wond schoonmaken" zeg ik snel voordat iemand iets kan vragen. Ik loop naar mijn kamer en ga vanuit daar mijn badkamer in. Ik trek mijn shirt uit. Uit het medicijnkastje pak ik wat om de wond te ontsmetten. Daarna wikkel ik een verband im mijn middel. Uit mijn kast haal ik een schoon shirt en zo loop ik de huiskamer weer in. Ik leg alles uit, waaronder ook de eerste aanval.

RevolutionWhere stories live. Discover now