Hoofdstuk 43

78 13 0
                                    

Terwijl ik een geërgerd gezicht trek open ik mijn ogen. Ik lag net lekker te dromen over vogels in gekke jurkjes toen die droom werd doorbroken door een luide knal. We zitten nog steeds achterin het busje en Breas kijkt me bang aan. Nog een knal, en er verschijnt een kleine deuk bij de deuren van het busje.

‘Oh mijn God ze schieten op ons!’ Breas staat snel en wat wankelend op en snelt naar me toe. Nog een knal, en er verschijnt weer een deukje. Nu dicht bij de onderkant van de deuren. Nog iets lager en ze raken de banden. En voor wat ik weet uit actiefilms is dat geen goed nieuws. Breas knielt naast me neer en trekt een bench voor ons en legt hem op zijn zij zodat de ijzeren onderkant ons kan beschermen.

‘Wat willen ze?’ vraag ik, en mijn stem bibbert. Ik weet niet waarom, eigenlijk. Ik voel me niet bang, de adrenaline is nog niet eens op gang gekomen in mijn lichaam.

‘Geen idee, maar dit voelt echt niet goed, Medie.’ Nog een knal, en Breas slaakt een gilletje. Ik sla mijn arm snel om haar heen om haar te troosten, terwijl ik een naar gevoel krijg over het verhaal van de man die nu achter het stuur zit. Mensen waren op ons uit ofzo? Mensen zoals Spierbundel?

Nog een knal, nog lager. Het busje begint te slingeren en te toeteren. Verder hoor ik geen andere auto’s. Waar zijn we in hemelsnaam? De bench schuift bij ons weg en ik spring er achteraan om hem terug te halen. Het busje maakt weer een scherpe bocht, en ik bots hard tegen de zijkant aan. Gatver, dat doet pijn.

‘Medie! Medie gaat het?’

‘Ja, ja, niets aan de hand.’ Kruipend en met de bench achter me aan slepend kom ik terug bij Breas.

‘Gewoon blijven zitten nu, oké?’ vraagt ze. Ik knik en wrijf even over de pijnlijke plek bij mijn heup.

‘Wat was dat?’

‘Can?’

‘Ja, wie anders?’ Ik grinnik.

‘Waarom lach je nou? Dit is niet het moment om te lachen, oké?’ snauwt Breas me toe.

‘Oh, sorry, ik weet niet waarom dat gebeurde.’

‘Medie?’

‘Oh, ja, sorry, ik had het even niet verwacht. Ik was eennuh, beetje onhandig en stootte met mijn heup tegen het aanrecht.’

‘Oh, oké. Nou, iets voorzichtiger doen hè?’

‘Dat zal ik zeker.’ Jemig, het voelt echt heel naar om te liegen tegen hem.

‘Zijn ze weg?’ vraagt Breas.

‘Ik weet het niet.’ We hebben al even geen schoten gehoord, maar ik geloof niet dat ze zomaar weg zijn. Het busje gromt ook nog steeds luid, dus we rijden nog steeds even hard.

‘Weet je Breas. Als er straks iets gebeurt veranderen we gewoon en vliegen we weg. Zo hard als we kunnen, oké?’ Breas knikt.

Een harde knal, gevolgd door vreselijk geslinger van het busje. De adrenaline krijgt me nu wel te pakken. Ik zet me schrap door me tegen de achterkant van het busje te duwen. Breas knijpt hard in mijn hand. Haar huid gloeit, alsof ze elk moment zou kunnen veranderen.

‘Breas..’ zeg ik hard en radeloos. Het busje neemt snel af in snelheid en hobbelt, alsof er inderdaad een band is geraakt. Weer vult een eng geluid mijn oren, de wielen onder ons piepen en geven me hoofdpijn. We maken een scherpe bocht en we slaan om. Voor een moment lijkt de wereld stil te staan, lijkt het alsof we in de ruimte zitten. Mijn zus en ik kijken elkaar aan, nog steeds in elkaars hand knijpend. Dan spat dat moment uit elkaar en vallen we hard tegen de ijzeren zijkant van het busje aan, die over de grond verder scheurt. Ik gil, terwijl ik door de dunne spleet aan de bovenkant, waar eerst een grauwe straal zonlicht door naar binnenkwam, stukjes afvalt en ander vuil naar binnen zie vliegen. Ik laat Breas’ hand los en sla die voor mijn ogen. Breas jammert.

Fenixoog - VerbondenTempat cerita menjadi hidup. Temukan sekarang