Hoofdstuk 17

153 14 0
                                    

Tatsjara

 ‘Hoe…. Hoe deed je dat?’ De twee zussen zijn sprakeloos.

‘Jullie denken dan misschien dat jullie zo speciaal zijn en kunnen doen wat jullie willen, maar dat is niet zo. Het halve dorp is jullie aan het zoeken. Of liever gezegd, de “vuurvogel”. Wat bezielt jullie in hemelsnaam, zomaar het dorp in brand steken, zijn jullie soms niet helemaal lekker?’ Voor het eerst in tijden is ze weer boos op haar zussen, zichtbaar boos.

‘We vonden dat ze het verdienden,’ piept Annabel.

‘Waarom? Wat hebben ze jou ooit misdaan?’

‘Kom op, Tatsjara, doe niet zo dom,’ begint Rebeckah, ‘Je weet heus wel waar we het over hebben. Die dronken lui, die hun vrouwen verwaarlozen, verdienden wel een lesje. En dat is alles wat wij gedaan hebben.’

‘Ze een lesje leren? En hoe zit het dan met de vrouwen en kinderen, huh? Heb je wel aan hen gedacht? Zij verliezen hun huis en spullen ook! Jemig, jullie zij óf heel dom óf heel egoïstisch.’

‘Sorry mam, we zullen het niet meer doen. Is het nu weer goed?’ vraagt Rebeckah met een kleine meisjes stem en met een enorme grijns op haar gezicht.

PATS!

Rebeckah haar hoofd is naar links gedraaid en heeft een rode afdruk. Tatsjara’ s hand zweeft nog in de lucht.

‘Nou ga jij eens goed naar me luisteren jongedame. Jullie hebben er een bende van gemaakt en die ruim ík nu op. Wil je mijn hulp niet? Prima, maar dan moet je later niet aankomen en om hulp vragen, want ik zal je niet helpen.’

‘Alsjeblieft, Rebeckah, we hebben haar nodig. We zitten tot over onze oren in de nesten. We komen hier nooit alleen uit.’ Aan haar stem te horen heeft Annabel het moeilijk. Door hun band dringt het gelukkig ook tot Rebeckah door.

‘Goed dan zusje, we zullen haar hulp accepteren… voor nu.’

‘Mooi, en vertel eerst maar eens hoe jullie het gedaan hebben,’ vraagt Rebeckah terwijl ze zucht en kalmeert. 

‘Eigenlijk was het heel simpel, iedereen was ergens mee bezig en niemand keek naar de lucht. Het enige wat wij hoefde te doen was langs vliegen en poef, alles stond in brand.’ verklaart Rebeckah.

‘We dachten dat het geen kwaad kon,’ zegt Annabel en ze bijt op haar lip, ‘totdat boer Johan me zag vliegen. Zo snel als ik kon vloog ik het bos weer in om me te verstoppen.’

‘Maar ze was te laat, de boer had de rest van het dorp al gewaarschuwd. We probeerde net een oplossing te vinden toen jij aankwam.’

‘Hoe wis je eigenlijk waar we waren? En dat ik de vuurvogel ben?’ vraagt Annabel.

‘Ja, hoe wist je dat. En hoe heb je dit gat gemaakt?’ vult Rebeckah haar aan terwijl ze een stap richting Tatsjara zet.

‘Best, ik zal het jullie vertellen. Ik heb jullie betoverd en daarom zijn jullie nu zo. Ten tweede wist ik waar jullie waren, omdat ik jullie en jullie schuilplaatsen ken, plus, dit kristal hielp me.’ Tatsjara raakt haar ketting aan. heeft de vorm van een ovaal, is blauw en met twee touwtjes vastgemaakt als ketting.

‘Jij hebt dit gedaan? Hoe? En bovenal waarom?’ vraagt Rebeckah.

‘Het is gelukt met een stoofpot en een vrolijk lied,’ zegt Tatsjara sarcastisch, ‘hoe denken jullie dat het me gelukt is? Met een betovering en een spreuk natuurlijk. En de reden waarom ik het gedaan heb, waren jullie eeuwige ruzies. Het idee kreeg ik dankzij vaders standbeeld.’ Ze kijkt haar zussen aan en wacht op een reactie.

‘Hoe noem je het wezen waar ik in kan veranderen?’ vraagt Annabel uiteindelijk na een lange ongemakkelijke stilte.

‘Hmm… daar had ik nog niet over nagedacht. De dorpelingen noemen het vuurvogel, alleen laat dat niets aan de fantasie over. De naam moet mysterieuzer zijn. zodat wanneer mensen het horen, het ze nieuwsgierig maakt en niet moordlustig.’

Fenixoog - VerbondenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu