Hoofdstuk 56

89 9 0
                                    

Medie

'Is hier nog plaats?' De jongen met het schouderlange haar kijkt door de ruit aan Breas' kant.

'Jasper! Natuurlijk, kom er gauw bij, dat moet passen.' Breas opent het portier en duwt me tegen Naomi aan. Ik kijk haar aan en mompel een 'sorry'. Jasper trekt het portier dicht en ik zucht, daar zitten we dan.

'Aangenaam, Jasper,' ik glimlach naar hem.

'Jij ook. Hoe heette je ook al weer? Sorry, het is me ontgaan.'

'Oh, geen probleem hoor. Ik ben Medie, het jongere zusje. En dat is Derren, onze chauffeur.' Ik wijs naar hem. 'Vertel eens, chauffeur, hoe lang is het rijden?'

'Anderhalf uur. Maar dat is niet erg toch? Na zo lange tijd Feniks te zijn geweest is het denk ik wel lekker om wat knus, menselijk contact te hebben, niet waar?' Ik trek een moet-je-dat-nou-echt-zeggen-gezicht en iedereen moet een beetje lachen. Breas slaat hem zachtjes op zijn hoofd.

'Malloot,' mompelt ze. Derren start de auto en we rijden achter de andere aan. Zij hebben geluk, zij zitten niet met z'n vieren op de achterbank. In het midden. Voor anderhalf uur. Maar ik mag ziet zeuren, waarom zou ik? Heeft Derren niet gewoon gelijk en is een beetje knus, menselijk contact niet preciés wat ik nou net even nodig had? Ik bedoel, hoe lang is het geleden dat ik een knuffel heb gehad? Normaal kreeg ik die zo'n beetje dagelijks van mijn zus. O jemig, ik weet niet eens hoe lang we in die kamer hebben gezet. Nee, ik ben niet als een gevangene streepjes gaan zetten. Ik moet denken aan school, want oh, school. Hoeveel stof hebben we nu weer gemist? Ik weet nog van dat aanbod van meneer Kean. Ik denk dat als we terug zijn we een keer over mogelijkheden voor bijles moeten vragen. En wat zeggen we dan? Ja sorry, we hadden even zin om spontaan op vakantie te gaan, tijdens school?

'Dus jullie zijn zussen?' vraagt Naomi. Ik schrik op uit mijn gedachten en knik als ik haar vriendelijke gezicht zie.

'Zeker. En ze heet Breas trouwens, voor als je dat nog niet wist.'

'Dat had ik al door. En Derren – onze chauffeur – is haar Stuurder, ze konden elkaar immers aanraken. Dat betekent ook dat Can jouw Stuurder is,' ze buigt naar me toe en geeft me een knipoog, 'En volgens mij heb je daar een goede aan.' Ik kijk haar een beetje vragend aan. Hoe kan zij nou weer weten dat je een goede hebt aan Can?

'Je bent goed met namen, merk ik,' zeg ik dan maar.

'Dank je. Maar jij bent beter af, je hebt een Stuurder.' Ze spreekt het woord 'Stuurder' uit alsof het heilig is, en haar blik wordt dromerig. 'Jullie hebben allemaal een Stuurder. Weet je wel niet hoe gelukkig je daarmee moet zijn. Als ik een Stuurder zou hebben.. Ik weet niet eens hoe dat is.'

'Oh, Naomi, jij zal ook je Stuurder vinden, geloof me.'

'Zeker, ik denk dat mijn soort blij mag zijn om gedachtes met jou uit te wisselen.' Ik kijk verbaast op naar Can. Vanaf het moment dat Naomi haar Surinaamse-ik is geworden is hij zo, zo, open ofzo.

'Oh, dank je, Can,' lacht Naomi verlegen.

'Oh, geen dank, Naomi.' Na-o-mi, echt, de manier waarop hij het zei maakt me misselijk. 'Weet je, zo'n band is niet altijd heel fijn,' zegt Can, en draait zich vanaf zijn stoel naar ons om. Hoewel hij mij niet aan kijkt, hij heeft alleen maar oog voor Naomi.

'Oh?' ik trek een wenkbrauw op.

'Je voelt namelijk veel van elkaar. Bijvoorbeeld nu voel ik dat Medie misselijk is.' Hij draait zijn gezicht naar mij, 'Serieus, wanneer was je me van plan te vertellen dat je autoziekte had?' Ik knipper verbaast met mijn ogen, maar moet dan lachen. Autoziekte, daar heb ik al jaren geen last meer van, maar dat hoeft hij niet te weten. Zolang Breas d'r mond maar houdt.

Fenixoog - VerbondenWhere stories live. Discover now