Hoofdstuk 2

337 18 1
                                    

Medie

‘Oeeh,’ zegt Breas terwijl ze een spookgebaar rond mijn hoofd maakt.

'Niet doen,’ zeg ik giechelend, ‘die film was serieus eng. Jij schok ook van dat beest, geef maar toe.’

‘Oké, ik geef het toe, maar dan moet jij toegeven dat je een kip bent.’

Ik doe mijn handen richting mijn oksels en stamp gek rond, ‘Pôôk, pokpokpokpok!’

We barsten allebei in lachen uit.

‘Ik bedoelde het niet serieus, hoor,’ zegt Breas. We lopen naar onze fietsen en ik klik mijn sleutel in het slot. Op onze weg van de bioscoop naar huis bespreken nog eens enthousiast de film, zoals altijd wanneer ik met mijn zus naar de film ga.

‘En,’ zeg ik terwijl we door het plaatselijke bos fietsen,’ hoe zit het nou met jou en Derren?’

‘Medie,’ zucht Breas, ‘je weet dat het nooit wat gaat worden tussen hem en mij. Volgens mij komt de liefde maar van één kant. Mìjn kant.’

‘Daar geloof ik helemaal niets van, Breas. Het komt wel, je moet gewoon niet zo snel opgeven en de eerste moves zetten.’ Daar moet ze een beetje om lachen. Jemig, verliefd zijn, ik zag het altijd als iets moois, maar Breas maakt er iets heel dramatisch van.

Thuis aangekomen zetten we onze fietsen in de schuur en lopen we ons knusse huisje binnen. Het is niet groot, maar dat hebben we ook niet nodig. Het is gezellig zo.

‘Joehoe!’ roep ik als we via de achterdeur naar binnenstappen, ‘We zijn thuis!’

Geen antwoord.

‘Pap en mam zouden er toch zijn?’ ik kijk Breas aan.

‘Ahjoh, ze zijn vast samen boodschappen doen ofzo.’ We ploffen neer op onze tweezitsbank met onze jas nog aan en blijven een tijdje zwijgend zo zitten.

‘Wil je wat drinken?’ Breas staat op.

‘Ja lekker, graag,’ antwoord ik en ik sta ook op om mijn jas en schoenen uit te doen en op te ruimen. ‘Ik zal ze even voor de zekerheid bellen,’ zeg ik en ik toets mijn moeders mobiele nummer in op de telefoon. De toon gaat over. En nog een keer. En nog een keer. Voicemail. Ik hang met een zucht op terwijl mijn moeder vrolijkt zegt dat ze even niet bereikbaar is en als je iets achter laat, ze terug zal bellen.

‘Voicemail?’ Breas drukt een glas koud water in mijn lege hand.

‘Dankje. En ja. Ik probeer papa’s nummer nog wel even.

‘Oké,’ zegt Breas en ze ploft weer op onze ingezakte bank. Ik hou van die bank.

Ik toets het nummer van mijn vaders mobiel in en ga naast Breas op de bank zitten als ik mijn glas op de salontafel heb gezet. De toon gaat over. En nog een keer. En nog een keer. Ik voel de voicemail er al aankomen maar gelukkig wordt er toch nog over genomen.

‘Luister goed,’ zegt mijn vader zwaar hijgend, ‘Er zit geld in de keukenla. Als jullie het nodig hebben pak je dat. Bel niet de politie als mama en ik niet thuis komen.’ Aan de andere kant van de lijn hoor ik vooral veel gestommel, alsof mijn vader hard rent. Ik kijk Breas bezorgd aan en zet telefoon op luidspreker. ‘Papa?’ vraag ik, ‘ben je daar nog?’

‘Ooh, sorry, lieverd. Ik was even afgeleid.’

‘Pap,’ zegt Breas hard, ‘Wat is er allemaal aan de hand?’ Ook zij zet haar glas drinken op tafel.

‘Wat er ook gebeurt meiden, ga níet naar de politie, oké? Ga niet naar de politie, zorg voor jullie zelf. Bij het geld zit en adres, ga daar heen als het op is. Oké? Kunnen jullie dat?’

Fenixoog - VerbondenWhere stories live. Discover now