Hoofdstuk 6

191 15 1
                                    

Medie

 

Breas zit naast me op de achterbank in Mickel’s auto. Ze bekijkt zichzelf voor de zoveelste keer in een klein spiegeltje.

‘Breas, geloof me nou maar, je ziet er geweldig uit.’ Zeg ik.

Ze zucht, ‘Dankje schat, maar ik vind het gewoon een beetje spannend allemaal.’ Breas plukt verlegen aan haar geblondeerde haarlok. Ik was altijd jaloers geweest op haar dikke, licht-krullende, bruine haar, maar zij wilde blond zijn.

‘Nou, ik weet zeker dat iedereen je geweldig zal vinden, net als op onze andere school.’

‘Dat vind ik heel lief van je, Medie. En iedereen zal jou geweldig vinden, je bent immers het beste zusje van de wereld.’

‘En jij de beste zus,’ zeg ik en we geven elkaar een dikke knuffel.

‘Zo, meiden, we zijn er.’ zegt Mickel. We stoppen voor een groot gebouw met roze zonneschermen. Roze! Geloof je het zelf?

Links van het gebouw staan parkeerplaatsen vol met dure en/of grote auto’s. Is iedereen hier zo rijk ofzo?

‘Nu is het aan jullie, heel veel plezier. Ik ga nu naar mijn werk en Timnus pikt jullie vanmiddag weer op. Hij heeft een wit busje. Jullie herkennen het vast wel.’

‘Oké, is goed,’ zegt Breas en als we allebei gedag hebben gezegd stappen we uit en rijdt Mickel weg in zijn glimmende, zwarte auto. Hij laat ons achter op het goed onderhouden plein van de school en ik voel me opeens heel eenzaam. Waarschijnlijk doordat alles er hier zo schoongelikt uitziet.

‘Man! Wat een verschrikkelijke zonneschermen zeg!’ Breas komt naast me staan. Ze strijkt netjes haar knalroze rokje glad en wipt haar haar sierlijk naar achteren.

‘Inderdaad, ik snap het gewoon niet. Waarom roze? Ik heb niets tegen de kleur roze hoor, maar toch.’

‘Zo denk ik er ook over.’ Breas knikt instemmend.

‘Waarom staan die zonneschermen zo ver uit? Het is wel warm, maar de zon schijnt niet.’

‘Ah joh, laten we daar nou maar niet over inzitten, we moeten nu eerst onze klassen gaan opzoeken en een plattegrond regelen, want zo van buiten ziet deze school er enorm uit.’ Ze heeft gelijk, het ziet er echt enorm uit. Breas glimlacht kort naar me. Ik glimlach terug en we beginnen te lopen in de richting van de voordeur van de school.

Van binnen is het gebouw net zo wit als de buitenkant. De muren zijn dan wel saai, op de klassenfoto’s na hangt er niks tegen de muur. Het valt me wel op dat de klassen erg klein zijn. Ik schat zo’n zestien leerlingen per klas.

Verder staan er  best wel veel eikenhouten bankjes tegen de muur waar wat leerlingen op zitten en vrolijk met elkaar doorkletsen. In een hoek staat een berg met allemaal stoeltjes. Dat is vast voor in de pauze ofzo, als er anders niet genoeg zitplekken zouden zijn. Trouwens, wat is er mis met gewoon staan?

Breas stoot met haar elleboog in mijn zij. ‘Kom je?’

We lopen naar de balie aan de rechterkant van de grote hoge ruimte. Achter de balie zit een vrouw.  Ze heeft lang zwart haar en is een beetje klein. Haar figuur is wel een beetje mollig, maar dat past wel bij haar.

‘Wij zijn nieuw hier.’ Breas strijkt haar topje met haar handen glad en gooit haar kin omhoog. Ze ontdekt het belletje dat aan de rechterkant van de balie staat, en tikt erop. Een schraal, hoog geluid galmt zachtjes door mijn oren. De vrouw achter de balie kijkt op. ‘Wat kan ik voor jullie doen?’ Haar stem is warm en vriendelijk. Ze pakt het platte brilletje van haar neus en kijkt ons aan.

Fenixoog - VerbondenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu