Hoofdstuk 36

111 12 2
                                    

‘Maar meisje,’ Spierbundel slikt zijn verbazing weg en zet een kleine stap in mijn richting, ‘Je hebt helemaal geen grote oren. Geen grote neus en ook geen grote tanden.’ Hij grijnst naar me.

‘Oh nee?’ vraag ik uitdagend en ik zet ook een kleine stap in zijn richting. Ik begin zwaar te overwegen om te transformeren. Ik zal hem eens laten zien wie hier grote tanden heeft.

‘Nee.’ In een paar grote stappen overbrugt hij de aftand tussen ons, terwijl de andere twee mannen blijven staan waar ze staan, en pakt hij mijn hand vast. Hij kijkt er geconcentreerd naar. ‘En dit zijn zeker je klauwen?’ Hij trekt een wenkbrauw omhoog en de mannen achter hem beginnen weer te lachen. Jemig, wat een meelopers.

‘Inderdaad,’ zeg ik, ‘Dit zijn mijn klauwen.’ Ik rits mijn hand uit zijn greep en krab hem dat zo hard als ik kan in zijn gezicht. Ik glimlach als hij een stap achteruit zet en zijn hand tegen zijn wang aanhoudt.

‘Au, au. Jongens, help me, dit doet zo’n pijn,’ zegt hij sarcastisch. Lachend laat hij zijn hand vallen. Op zijn gezicht zitten vier dikke, roze strepen. Het deed misschien geen pijn, hij spotte er misschien mee, maar ik heb toch wel even de eerste klap uitgedeeld.

Dan veranderd zijn blik van sarcastisch naar boos en kijkt hij me intens aan. ‘Dus je wilt vechten, hè?’ Ik knik.

‘We kunnen natuurlijk ook een potje dammen als jij dat liever wilt.’ Zijn blik veranderd nu van boos naar kwaad en hij gromt zacht. Hij zet een stap in mijn richting, en nog een en nog een. Ik loop snel achteruit en struikel bijna over mijn eigen voeten.

‘Can? Ben je bijna klaar?’

‘Nog niet, bijna. Houdt ze nog even tegen. Lukt dat?’

‘Eh natuurlijk!’ Houdt ze nog even tegen. Ja, en dan. We moeten alsnog langs ze willen we deze grot uit zien te komen.

Ik ren nu bijna achteruit en ga verder de grot in. Niet ver achter me moet de tweede bocht al komen. Ik stop, en Spierbundel (nog een paar stappen van me verwijderd), stopt ook.

‘Dus,’ begin ik. ‘Jij wilt grote oren, een grote neus, grote tanden en grote klauwen?’

‘Medie, wacht. Kemal zegt iets. Stop met wat je doet.’

Wat? Kemal is veranderd? Hoe moet ik nu stoppen? Dat kan toch niet?

‘En misschien houd je ook van vuur?’ ga ik verder. Spierbundel glimlacht.

‘Hebben we hier met een Feniksje te maken?’ Hij kijkt tevreden om naar zijn maten.

‘Medie, laat ze niet weten wat je bent. Dat zegt hij, ze mogen niet weten wat je bent.’

‘Wat? En daar kom je nu mee? Hoor je mij niet praten ofzo?’

‘Shit Medie, nee. Ik concentreerde me hier op.’

‘Misschien wel,’ zeg ik tegen Spierbundel. Ik zet nog een paar extra stappen achteruit. Ze weten nu dat ik een Feniks ben. Geen idee waarom dat een geheim moest blijven, maar nu ze het weten kan ik het net zo goed bewijzen.

‘Willen jullie het zien?’ ik kijk de drie mannen omstebeurten aan, Spierbundel als laatste. Hij knikt naar me en ik begin te rennen.

‘Oké Medie, rustig. Als je zegt dat je een Feniks bent hoeven ze dat niet meteen te geloven.’ Can’s stem hoor ik helder in mijn hoofd, bedoelt hij dat ik moet stoppen? Dat ik moet doen alsof ik alleen maar denk dat ik een Feniks ben? Ondertussen ren ik de drie mannen voorbij. Ik moet nu transformeren, anders is er te weinig ruimte. Ik spring, en een zalig gevoel overspoelt me. Ik voel me warm en bevrijdt, alsof mijn vleugels de hele tijd vastgebonden hebben gezeten.

Fenixoog - VerbondenWhere stories live. Discover now