Hoofdstuk 46

81 12 3
                                    

De volgende dag staan ze allemaal naar buiten te kijken, vader, Annabel, Rebeckah, Samuel en Tatsjara. De zon is al opgekomen en nu is het afwachten. Lang duurt dat niet. Al snel zien ze in de verte iets aankomen, het is groot, donker en komt deze kant op.

'Daar zijn ze,' fluistert Annabel. Even is er een moment van stilte, waarna alles in een stroomversnelling komt.

'Jullie moeten gaan,' zegt Rebeckah.

'Maar zuster,' protesteert Annabel.

'Geen gezeur nu Annabel, we moeten gaan,' zegt vader en hij tilt een tas op.

'Hij heeft gelijk,' zegt Samuel die hetzelfde doet. Tatsjara doet haar ketting af en loopt naar Rebeckah.

'Bewaak het goed,' zegt ze en ze doet de ketting bij haar zuster om. 'Het gaat allemaal om concentratie en visualisatie. Lukt dat, dan kun je ze makkelijk aan. Het gaat erom dat je ze lang genoeg tegenhoud, maar forceer niets, als het fout dreigt te gaan moet je daar direct weg. Duidelijk?'

'Ja,' antwoord Rebeckah. De zusters omhelzen elkaar waarna Tatsjara en Samuel alvast naar de tunnel lopen, gevolgd door vader. Annabel geeft haar zuster nog één keer een knuffel.

'Zorg dat je veilig thuis komt,' fluistert ze in haar schouder, waarna ze elkaar loslaten.

'Geen zorgen, zusje. Het komt goed,' antwoord haar oudere zus. 'Zorg jij maar voor Tatsjara, de baby is er bijna en meer zorgen kan ze niet gebruiken. Ze gedraagt zich dan wel alsof het normaal is, maar wie weet wat er van binnen rond gaat.'

'Je kunt op me rekenen.'

'En jij op mij,' zegt Rebeckah terug met een glimlach op haar gezicht. 'Maar nu moet je gaan,' zegt ze er serieus  achteraan. Annabel loopt naar de trap, waar ze zich nog een keertje omdraait. 'Ik hou van je, zus. Zolang je dat maar weet.'

'Dat is iets wat ik nooit zou willen vergeten, want zo'n lieve zus zou ik nooit kwijt willen,' reageert Rebeckah via de connectie in hun hoofd. Annabel verlaat de ruimte en Rebeckah blijft als enige over. Ze loopt de kamer uit in de richting van de grote hal  in de hal van de bibliotheek waar ze stil blijft staan. Het is een grote ruimte met enorme ramen. Het gebonk op de voordeur is al duidelijk te horen. Niet lang daarna schieten de deuren uit de scharnieren en vliegen ze open. Met luid geschreeuw komt er een enorme groep jagers binnen, met Damianos als eerste. Hij ziet alleen Rebeckah staan en heft snel zijn hand, de groep mannen achter hem staat dan stil. Damianos begint te spreken.

'Waar zijn de anderen, heks?' Rebeckah antwoordt niet, ze blijft gewoon staan waar ze staat, iets naar achter en in het midden.

'Geef antwoord!' schreeuwt Damianos nu, die zijn geduld begint te verliezen. Nog steeds houd ze haar mond. De man komt op haar afgelopen en richt zijn mes op haar keel. 'Spreek,' zegt hij, nog steeds zegt ze niets, al komt er bij wijze van antwoord een spottende glimlach op haar gezicht. Hij geeft haar een harde klap in haar gezicht, weer zegt het meisje niets of verplaatst ze zich, in plaats daarvan begint ze te lachen. De andere mannen, die iets naar voren zijn gekomen, kijken haar vreemd aan, alsof ze al merken dat er hier iets niet klopt. Rebeckah, die haar armen in elkaar gelagen had, duwt het mes met één hand weg. Waarna ze haar armen spreid en naar achteren loopt.

'Weet je nu nog steeds niet wanneer je hebt verloren?' roept ze. 'Je zult niet winnen, je zult deze kracht nooit in handen krijgen!' Ze trekt haar armen met een grote kracht naar zich toe en kruist ze voor haar borst, de enorme ramen aan weerszijden van de kamer breken en de scherven vliegen naar het midden van de ruimte. De mannen proberen de glasscherven te ontwijken, ze roepen en schreeuwen en beginnen te rennen, maar het heeft geen zin. Al snel liggen er een hoop roerloos op de grond en wordt de eens zo witte vloer rood gekleurd.

Fenixoog - VerbondenWhere stories live. Discover now