Hoofdstuk 28

118 12 0
                                    

‘Medie! Wat doe jij hier? Weg! Snel!’ Derren schreeuwt zijn longen uit zijn lijf om zich hoorbaar te maken. Breas, die nu pas door heeft dat ik er ben, draait bij en komt op me af gevlogen met grote, bezorgde ogen. Wanneer ze er bijna is, schieten haar ogen richting de rest van de groep en de andere Feniks, die op de grond aan het vechten zijn. De Stuurders slingeren stenen richting de tegenstanders die ze met iets kleinere metalen kettingen letterlijk proberen binnen te slepen. De bronskleurige Feniks vliegt over en weer en spuwt van bovenaf vuur om de Stuurders te ondersteunen. Ik kijk weer naar Breas, ze schreeuwt op een fluistertoon, meer een soort gewauwel, duidelijk makend dat het haar spijt? Of zou ze teleurgesteld in me zijn?

Mijn aandacht wordt opnieuw bij Breas weggetrokken, maar nu door een schreeuw van Kemal, wat duidelijk geen fluistertoon is. Hij springt naar Pim toe, die net op de grond geslagen wordt door de spierbundel tegenover hem en vervolgens niet meer overeind komt. De man in pak reageert hier weer op door zijn ketting harder dan eerst naar Kemal te gooien, en hem te raken. Hard. Kemal schreeuwt, zijn mooie, trotse vogellijf krimpt in elkaar. Naast me laat Breas Derren los en hij rent naar zijn broertje toe. Hij beweegt snel, grijpt zijn kans en glipt langs de ketting heen naar de man in pak. Hij slaat hem, vol in zijn gezicht. Één keer. En weer is één harde, goedgeplaatste klap genoeg om knock-out te gaan.

Het valt stil, de spierbundel ontvuist zijn hand, de bezitters van de kleinere kettingen laten de kettingen op de grond kletteren. De rest van onze groep komt op adem, Breas landt en ik volg haar voorbeeld. Het enige geluid is dat van het vuur, dat niet ophoud met groeien, en Breas’ poten, die bijna onhoorbaar zijn door het overstemmende geluid van het vuur. Breas loopt naar Derren, die naast Kemal en Pim op de grond zit. Zijn hand zweeft boven zijn veren, aangezien hij hem natuurlijk niet aan kan raken. Pim wordt wakker, kuchend, en kijkt even blij om zich heen, waarschijnlijk denkt hij dat we gewonnen hebben, dat het klaar is. Dan ziet hij Kemal. Zijn blik veranderd en zijn donkere vingers verdwijnen in het goud van Kemal’s veren. Zijn hand wrijft over zijn kop en lichtjes verzamelen zich rond zijn lichaam. Voor een seconde lijkt Kemal één te worden met het vuur, wordt hij opgeslokt in een witte flits, en dan is hij zichzelf weer, in zijn eigen menselijke lichaam. Pim staat op en samen met Derren probeert hij Kemal overeind te krijgen. Kemal kreunt en komt moeilijk overeind. Hij slaat zijn arm om zijn middel, waar een grote wond zit en bloed uit druipt.

‘Je moet naar het ziekenhuis,’ zegt Pim.

‘Dat zal hij nooit halen, niet in die conditie.’ Een lange man met een stoppelbaardje is uit het niets verschenen. Hij heft zijn handen en fluistert met zijn ogen dicht iets in een onbekende taal. Het vuur stopt, verdwijnt, lost op in de lucht en het is stil. Iedereen staart naar de lange man met het stoppelbaardje en niemand zegt iets. Het is moeilijk in te schatten of hij nou aan onze kant staat of niet, maar hij stopte het vuur, wat zeker positief is. Of hij is gewoon een natuurliefhebber die het niet aan kan zien dat dit bos in as veranderd. Ook al vind ik hem er niet als een bomenknuffelaar uitzien.

Hij glimlacht zelfverzekerd, ‘Ik bedoel maar, die wond is zo diep, zo groot, binnen een half uur is ‘ie dood. Maar let maar niet op mij hoor, maak die beslissingen zelf en neem vooral je tijd. Voor mij maakt het niet uit,’ vervolgt hij.

‘Ach man, bemoei je er niet mee,’ zegt Derren scherp, waarna Breas zich naar de man draait en twijfelachtig haar vleugels kromt. Ja, wie zegt dat hij hier niet is gekomen om ons kwaad te doen?

‘Maar we moeten nu naar het ziekenhuis,’ zegt Pim dringend, ‘vergeet die man nu even. We moeten naar het ziekenhuis.’ Ik kijk naar Pim’s bezorgde gezicht. Hij moet Kemal’s pijn voelen. En aan zijn gezicht is te zien dat het ernstig is.

De stilte blijft akelig en het feit dat onze “tegenstanders” er ook nog steeds een beetje klungelig bijstaan maakt het alleen maar ongemakkelijker. Die man in pak moet hun leider dus wel geweest zijn, want zelfs de spierbundel, die beteuterd naar het levenloze lichaam staart, neemt niet de leiding over.

Fenixoog - VerbondenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu