Hoofdstuk 53

91 10 3
                                    

Het ijzeren kreng opent geluidloos en ik houd mijn adem in. Otto stapt eruit en loopt met een stevige pas door de lobby. Ik ga erachteraan, maar ben geschokt over hoe het er hier uitziet. Het is een lobby, gewoon klassiek. Je hebt de balie, een tafeltje met informatieblaadjes, enzovoorts. Het is nog hetzelfde als toen ik hierheen werd gebracht. Alleen stond er toen een meisje met bruin, krullend haar achter de balie. Lara heette ze volgens mij, en ze wist hoe wij eruit zouden zien als Feniks. Knap, onvoorstelbaar, ik snap het nog steeds niet.

Nu ligt ze daar, over de balie. Haar benen bungelen over de zijkanten en haar mooie haren verbergen haar gezicht. En ze is niet de enige die bewusteloos is. Meerdere lichamen liggen verspreid over de grond. Ik herken de dikke, zwetende man die Breas heen en weer had gedwongen, maar verder zijn het onbekende gezichten. Mijn hoofd vult zich met afgrijzen.

'Can, wat is dit?' mijn vraag klinkt verwijtend en feller dan de bedoeling was.

'Nou, we moesten langs ze komen. Geloof me, ze lieten ons er niet zomaar door..'

'Dus jullie dachten laten we ze maar even vermoorden. Ik bedoel, Can, zie dat dan!' Ik kijk naar hem op als hij naast me komt staan. We zijn allemaal blijven staan, de Feniksen, behalve Klara, ze stapt snel achter Otto aan, alsof hij haar baas is en zij zijn hondje. Ze is een geval apart, moet ik zeggen.

'Ze slapen, we hebben ze iets ingespoten. Maak je nou maar niet zo veel zorgen om ze, het komt wel weer goed. Ik snap trouwens niet hoe je zo zorgzaam over hun bent na wat ze je hebben aangedaan.' Can klinkt wat ongeduldig en kijkt onderzoekend om zich heen. Otto staat nu ook stil, waardoor de hele wereld een beetje bevroren lijkt te zien. Niemand zegt iets, waarschijnlijk vinden de enige gesprekken die plaatsvinden in gedachten plaats.

'Sorry, ik had niet aan je mogen twijfelen.' Hij glimlacht en krabbelt me op mijn kop met zijn vuist, zoals je volwassenen altijd bij kleine jongetjes ziet doen. Ik kijk naar hem op met een beetje een nep-boze blik, hoewel ik niet verwacht dat hij dat kan zien. Als vogel kun je niet zoveel gezichten trekken, en je zou het sowieso niet kunnen zien door al die veren.

'Jongens, een beetje opschieten, graag, straks werkt dat slaapmiddel uit en zijn we de klos. Het hele voorraadje is namelijk op,' bromt meneer Blom.

'Hebben we al het materiaal verzamelt?' vraagt Kemal aan zijn vader.

'Ja, mama staat bij de doorgang. Nou, komen jullie?' Otto opent de rode deur en houdt hem open zodat iedereen en doorheen kan. Als Feniks kan je namelijk niet even de deur opentrekken, nog zo'n gebrek. Ik loop achter Breas aan, maar net als ik in de deuropening sta hoor ik een snik. Het geluid was kort en zacht, maar het is me niet ontgaan. Ik draai mijn kop en spits mijn oren.

'Medie, we wachten.' Jaja, meneer, ik weet dat je haast hebt. Ik stap bij de deur vandaan en loop de ruimte in.

'Medie,' zegt Can nu.

'Ik hoorde iets,' antwoord ik hem in gedachten. Ik loop naar de balie en probeer niet naar Lara te kijken.

'Gevonden.' Ik voel Can's verbazing en nieuwsgierigheid als hij komt op me aflopen.

'Volgens mij zijn we een beetje te haastig geweest, pap,' zegt hij bezorgt. Ik hoor zijn vader geërgerd zuchten. Dat begrijp ik, niemand doet wat hij zegt en wat moeten we als iedereen zo weer bijkomt? Zijn zware voetstappen onze kant opkomen en ik vraag me af hoe hij zal reageren als hij deze jongen ineengedoken ziet zitten. Hij heeft fel blond haar en gespierde armen. Ergens komt hij me bekend voor. Wellicht zit hij op mijn school?

'Wie hebben we hier?' Otto klinkt opeens heel vaderlijk, in plaats van streng of als leider.

De jongen kijkt op. Ik schrik als ik zijn gezicht zie. Simon, dit is Simon. Kato's zoon, de Stuurder.

Fenixoog - VerbondenWhere stories live. Discover now