Hoofdstuk 45

81 12 0
                                    

Tatsjara

'Wat bedoel je? Hoe heeft ze dat kunnen zien?' zegt Sam.

'De ketting kwam per ongeluk achter mijn jurk vandaan. En waarom geef je mij de schuld? Annabel is degene die zomaar langskwam!' reageert Tatsjara.

'Laten we dan maar eens verhaal gaan halen en het is beter voor haar als het een goede is.' Zo boos heeft Tatsjara Sam nog nooit gezien, op die ene keer na toen ze hem alles vertelde over de vuurvogel en haar zusjes. Snel lopen ze samen terug naar de bibliotheek. Wanneer ze de trap oplopen zijn de geluiden van een discussie al duidelijk te horen.

'Hoe kon je zo dom zijn!' horen ze Rebeckah roepen.

'Ja hoor, het is weer eens mijn fout! Altijd weer Annabel, het is nooit iemand anders!'

'Dat komt omdat jij het altijd weer moet verpesten, let nou gewoon eens een keertje op! Dat is toch niet zo moeilijk?'

'O, ja. Natuurlijk, mevrouw weet het weer eens beter, het zal eens niet zo zijn!' reageert Annabel.

'Ja, ik weet het beter, ik veroorzaak immers geen problemen!'

'En ik wel dan?'

'Ja!' roept Rebeckah uit, waarna een gefrustreerde grom volgt.

'Dames, dames, doe eens even rustig,' zegt vader.

'Waarom, vader? Door deze domme actie zitten wij diep in de problemen,' zegt Rebeckah.

'Rebeckah! Ga eens zitten, het is waar dat het niet zo slim was, maar ongelukken komen nu eenmaal voor. We kunnen beter nadenken over hoe we dit het beste aan kunnen pakken,' zegt vader. Geïrriteerd gaat Rebeckah toch zitten aan de grote tafel. Tatsjara en Samuel lopen de kamer nog maar net binnen of ze is alweer opgestaan.

'En waar zijn jullie geweest? Zomaar afspreken met Damianos en Helene? Hoe kunnen jullie dat doen, is er niemand meer voorzichtig hier?'

'Rebeckah!' zegt vader bestraffend.

'Nee, vader. Het moet over zijn met het geheimzinnige gedoe. De enige reden waarom we hier überhaupt zijn is onze geweldige zus, zij moest zo nodig de boel veranderen en kijk eens waar we nu zijn! We zitten verstopt in een afgebrande bibliotheek, omdat anders het hele dorp ons zou opjagen totdat we er dood bij neervallen. Maar kunnen we het geheim houden? Nee, natuurlijk niet, sommige mensen kunnen moeilijk loslaten en halen er buitenstaanders bij! Die nota-bene nu het grote geheim weten! Sam en Tatsjara, weten jullie wel hoe onvoorzichtig jullie zijn geweest?'

'Rebeckah, kalmeer jezelf,' zegt Tatsjara.

'Hoe kan ik mezelf kalmeren als sommige mensen ons geheim weten. Ze komen achter ons aan, Tatsjara. En wie weet of we deze keer weg kunnen komen.' Met een zucht haalt ze een hand door haar haren en gaat ze zitten aan de tafel. Sam slaat een arm om Tatsjara heen.

'Ik zal vanavond naar het dorp gaan om te kijken wat ze aan het doen zijn. Als Damianos en Helene plannen maken om ons aan te vallen zal ik dat wel horen, hierna kunnen we beslissen wat we gaan doen,' zegt hij.

'Maar Sam, dat is ontzettend gevaarlijk, moet je dat nu wel doen?' vraagt Tatsjara.

'Kom op, Tatsjara. Je weet best dat ik ze wel aankan en ik ken alle wegen, als ze uitvinden dat ik er ben kan ik makkelijk wegkomen. Ik zal gaan kijken, er is geen andere mogelijkheid, we moeten weten hoe we ervoor staan.'

'Goed dan,' stemt ze toe, Sam drukt een kus op haar voorhoofd.

Het is al laat, vanuit de schemering valt de zwarte nacht als een deken over het landschap. Zo voorzichtig als hij kan sluipt Samuel richting het dorp. De huizen aan de rand zijn verlaten, alleen in de richting van het grote plein is zwak licht zichtbaar. Hij loopt er langzaam op af, wetend dat dit niet veel goeds betekend. Bij het laatste huis blijft hij stilstaan en kijkt hij om de hoek. Het hele plein staat vol met mensen. Op een verhoging staan Damianos en Helene. Met veel mimiek en gebaren zijn ze iets aan het vertellen waar de dorpelingen het mee eens zijn. zo onopvallend mogelijk loopt hij verder naar voren om zich achter een naast staand huis te verschuilen. Wat hij hoort choqueert hem en langzaam beginnen de woorden van zijn oude vrienden bij hem door te dringen.

'Beste dorpsgenoten, we kunnen nu zeggen dat we één zijn. En gezamenlijk, als één groep, kunnen we ze aan. De monsters, dat ze na de aanvallen van de vuurvogel zijn geworden, kunnen wij aan. Wezens met zulke krachten horen niet op een wereld zoals deze. Ze zorgen voor angst, paniek en denken dat ze overal mee weg kunnen komen. Dit accepteren wij niet langer. Het is tijd om het heft in eigen handen te nemen en de wereld voor eens en voor altijd van ze te verlossen!' De menigte reageert met instemmend geroep.

'Mijn vrienden, het is tijd om de messen te slijpen, harnassen te maken en ze te laten zien dat wij dorpelingen alles zullen doen om elkaar te helpen! Morgen vallen we aan en zullen we onze overwinning vieren! Wie doet er mee?!' De menigte schreeuwt, maar de blik van Helene blijft niet onopgemerkt, haar geniepige grijns is zelfs op deze afstand nog duidelijk te zien. Sam weet genoeg en loopt terug het bos in, de gang door, de trap op, de bibliotheek in.

'En? Wat heb je gehoord?' vraagt Rebeckah. Sam gaat aan de tafel zitten, Tatsjara geeft hem een glas water en gaat naast hem zitten.

'Damianos heeft het hele dorp verteld dat wij slecht zijn en opgeruimd moeten worden. Morgen vallen ze aan.'

'Dat meen je niet. Dat is niet echt toch?' zegt Annabel licht in paniek.

'Ik meen het wel,' antwoord Sam.

'Dit is allemaal mijn schuld, ik had niet zomaar weg moeten gaan. Het spijt me zo,' zegt Annabel en ze begint te schokken met haar schouders.

'Kom op zusje, ongelukken gebeuren. Ik denk dat je de les nu wel hebt geleerd,' zegt Rebeckah. Annabel barst nu echt in tranen uit, Rebeckah slaat haar arm om haar kleine zusje en omhelst haar.

'Het komt wel goed,' sust ze zachtjes.

'Moeten we vluchten?' vraagt vader aan Sam.

'Ik denk het niet, ze weten niet waar we echt wonen,' antwoord hij.

'Het zal niet lang duren voordat ze daarachter zijn, ik ben liever zo ver mogelijk bij ze vandaan,' zegt Tatsjara.

'Laten we de ochtend afwachten, komen ze te dicht bij, dan gaan we via de gang weg,' stelt Sam voor.

'Maar ze kunnen ons daar toch gewoon volgen?' zegt Annabel.

'Geen zorgen zusje, ze mogen dan bang zijn voor de vuurvogel, mij hebben ze nog niet gezien,' antwoord Rebeckah.

'Wat bedoel je?' reageert Annabel.

'Ik zal achter blijven. Jij bent te jong, vader is de jongste niet meer en Tatsjara is hoogzwanger. Het is beter als Sam daar nu bij blijft. Jullie kunnen haar beschermen als de grootste nachtmerries waarheid worden.'

'Maar hoe wil jij ze dan tegenhouden, mijn kind?' vraagt vader.

'Ze gebruikt het Fenixoog,' zegt Tatsjara.

'Het wat?' zegt vader.

'Mijn ketting,' antwoord Tatsjara. 'Als nachtmerries waarheid worden, zal het Fenixoog het licht aan het einde van de tunnel zien.'

'Wat ben je weer lekker duidelijk, zus. Maar ja, ik zou maar al te graag jouw ketting lenen,' zegt Rebeckah.

'Maar wie zegt dat het fout gaat? Wie weet vinden ze ons wel helemaal niet,' zegt Annabel.

'Laten we dat maar hopen, mijn kind,' zegt vader. 'Laten we dat hopen.'

De rest van de dag probeert iedereen zich normaal te gedragen, maar Tatsjara merkt de spanning die in de lucht hangt. Het is maar beter als de volgende dag snel komt en dit allemaal over kan zijn.

Het is nacht geworden en iedereen ligt op bed, Tatsjara is nog wakker en pakt haar ketting vast.

'Ik hoop dat je mij kunt horen Grigoris, want ik ben bang dat ik binnenkort jouw hulp nodig zal hebben. Alles wat ik vraag, is dat je op mijn zussen, vader en op Sam let in tijden van duisternis. Zou jij dat willen doen, alsjeblieft?' fluistert ze. Als antwoord krijgt de ketting een aangename warmte en straalt het een lichte gloed uit. Automatisch weet Tatsjara dat het goed zit en met een gerustgesteld hart valt ze in slaap.

Fenixoog - VerbondenWhere stories live. Discover now