Hoofdstuk 13

180 13 0
                                    

Tatsjara

‘Dus dat is er gebeurt. Hoe heb je dat ooit kunnen doen? Dacht je wel na? Heb je enig idee wat er nu gaat gebeuren, je zal het moeten terugdraaien. Dat weet je toch wel, er is geen andere manier.’ Sam kijkt Tatsjara aan.

‘Ik weet niet hoe ik dat moet doen.’ Mompelt ze zachtjes.

‘Wat?!? Tatsjara dat is echt.. dat is echt.. weet je, het is gewoon echt heel dom!’

‘Sorry, maar ik was ten einde raad.’

‘We gaan een manier vinden om dit terug te draaien, afgesproken?’

‘Afgesproken.’ antwoordt Tatsjara terneergeslagen.

De dagen versteken zonder dat er veel bijzonders gebeurde. Tatsjara schreef op wat ze had gezegd en gedaan voor de spreuk en probeerde tevergeefs een oplossing te bedenken. In deze dagen heeft ze veel aan Sam die haar probeert te helpen en op te fleuren. Alles lijkt goed te gaan, er zijn geen problemen met de zussen, maar wanneer ze op een avond samen teruglopen van het meer naar het dorp horen ze het. Het schreeuwen van mensen. Verschrikt kijken ze elkaar aan en rennen snel naar het dorp. De stad staat in brand. Dikke rookwolken stijgen op boven de huizen en lange schaduwen kruipen over de grond. Het hele dorp is met man en macht bezig de vlammen te doven en de huizen te redden. Er is een lange rij van mensen gevormd richting de rivier. Emmers water worden doorgegeven en over de vlammen gegooid. Het hele dorp is aanwezig, behalve Annabel en Rebeckah. Wanneer Tatsjara dit beseft slaat de paniek toe.

‘Het was die vuurvogel! Deze laten we niet zomaar ontkomen, dat beest is vast veel geld waard! Wie gaat er met me mee?’ roept een dorpeling. Andere mannen roepen instemmend en een groepje van tien man gaat er met wapens en fakkels te paard vandoor.

Tatsjara moet haar zussen vinden. Ze kijkt Sam bezorgd aan, hij knikt en gaat in het midden van de rij staan om emmers water door te geven. Nu kan ze zonder problemen het bos in. Ze begint met rennen en al snel wordt het bos dichter en donkerder. Haar lange rok blijft af en toe aan de struiken haken, waardoor de onderkant al snel vies en rafelig is. Wanneer ze dichter bij de open plek komt hoort ze stemmen. Twee stemmen heftig in discussie met elkaar. Al snel weet ze van wie ze zijn. ze aarzelt geen moment en rent het veld op. Verschrikt stoppen haar twee zusjes met praten en staren haar aan. Maar tijd voor ruzie of uitleg is er niet. De groep dorpelingen zal nu niet meer ver weg zijn. Tatsjara loopt richting een boom en buigt haar armen. Ze stampt met haar linker voet stevig op de grond en duwt vervolgens haar armen met volle kracht bij zich weg. De grond trilt ligt en vormt op de plek waar zo net nog aarde was een gat, een gat net groot genoeg voor één persoon.

‘Kom dan! Of willen jullie gepakt, gemarteld, verkocht en gedood worden?’

Ze hoeft het niet te herhalen. De twee meisjes komen direct aanrennen en kruipen naar binnen. Tatsjara gaat als laatste en schuift een grote steen voor de doorgang. Het is donker in de gang, er is niets te zien, tenminste, niet voor Annabel en Rebeckah. De ketting die Tatsjara om haar nek heeft hangen straalt een zwak licht uit. Hierdoor kan ze net de weg voor haar zien en weet ze waar ze loopt. Tatsjara loopt haar zussen voorbij en blijft de gang verlengen.

‘Volg me en houd je mond dicht.’ Zegt ze simpelweg. Stilletjes lopen de drie zusters achter elkaar aan. Boven hun hoofden horen ze de hoeven van paarden de grond raken en mannen die naar elkaar schreeuwen.

Fenixoog - VerbondenWhere stories live. Discover now