Hoofdstuk 33

117 12 4
                                    


Tatsjara

Tatsjara loopt buiten en haalt de onzichtbaarheidsbezwering van zich af. Ze loopt rustig tussen de bomen door. De wind speelt met haar haren en zorgt ervoor dat ze tot rust komt. Ze haalt een hand over haar buik en glimlacht. Het is toch iets moois, de creatie van nieuw leven. Ze zucht en loopt verder, zal ze de vreemde vogel tegenkomen? Of was het iets wat maar een keer in haar leven zou voorkomen? Het is een vraag waar ze zelf het antwoord niet op weet, het enige wat ze kan doen om daar achter te komen, is afwachten.  De sneeuw knerpt onder haar voeten en de lucht die ze uitblaast veranderd in een wolkje. Het is koud en Tatsjara slaat haar mantel meer om haar heen. Na een tijdje gelopen te hebben gaat ze even zitten op een steen. De sneeuw daaronder heeft ze weggeveegd en ze leunt tegen de boom erachter. Ze kijkt om zich heen, maar er is niets te zien. Ze zucht. Ze sluit haar ogen even en geniet van de rust om haar heen. Zodra ze haar ogen weer opent kijkt ze in de ogen van een klein vogeltje met heldere ogen en een brons verenpak.

‘Hé daar,’ zegt Tatsjara voorzichtig. Het diertje houd zijn kopje schuin, knippert met de oogjes en houd zijn hoofdje daarna weer recht.

‘Ik zie dat je weer jezelf bent, of ben je dat in je grote vorm?’ Tatsjara glimlacht. ‘Je kunt natuurlijk niet praten, hoe gaat het met de vleugel? Is hij hersteld?’ Het beestje reageert door een rondje te vliegen en op haar buik te landen. Het diertje voelt warm aan op haar buik, waar het rustig op ligt. Tatsjara tilt haar hand op en legt deze ook op haar buik, zo blijven ze een tijdje zitten, in de sneeuw, zonder het koud te krijgen.

‘Je bent net een kleine zon, zoals je hier zit. Een klein bolletje warmte,’ zegt ze na een tijdje. Ze kijkt naar de lucht boven haar, die donker begint te worden, en weer naar het diertje.

‘Het wordt tijd dat ik weer eens terug ga,’ zegt ze. Het diertje kijkt op, vouwt zijn vleugels uit en vliegt op. Hij blijft rond Tatsjara vliegen en houd haar in de gaten. En zo lopen ze samen terug naar de open plek, bij elk geluidje kijkt hij om, alsof hij denkt dat er gevaar is. Tatsjara moet glimlachen, ‘Wat vind je van de naam Grigoris? Ik kan je toch moeilijk het diertje blijven noemen.’ Het diertje kijkt haar aan en geeft een klein knikje, onzichtbaar voor mensen die er niet op letten.

‘Afgesproken dan, Grigoris,’ zegt ze. ‘Ik hoop je nog een keer te zien, maar voor nu houd het hier op. Ik moet terug naar huis.’ Grigoris reageert door een keer om haar heen te vliegen en daarna ervandoor te gaan. Tatsjara zet de onzichtbaarheidsbezwering weer over zichzelf. Ze beweegt de steen, loopt door het gat, beweegt de steen weer terug en loopt de gang door. En dan moet het moeilijkste nog komen, denkt ze, hoe kan ze ooit terug in dat bed komen zonder dat ze me door hebben. Voorzichtig loopt ze de wenteltrap op naar de bibliotheek.

‘Je had haar moeten zien, ze pikte dat hert zo van de grond alsof het niets woog,’ hoort ze Rebeckah zeggen.

‘Ik had het niet alleen gekund hoor, jij bent de persoon die de genadeklap uitdeelde,’ hoort ze Annabel reageren, waarna er gelach volgt. Tatsjara loopt zo stilletjes mogelijk de kamer in. Ze ziet dat Annabel en Rebeckah een groot hert op de vloer naast de ketel hebben gelegd en haar twee zussen samen met vader en Sam eromheen staan. Ze loopt verder richting haar bed.

‘Slaapt ze nog steeds?’ hoort ze Annabel plotseling vragen.

‘Ja, ze zal het wel nodig hebben,’ reageert Sam.

‘Nou, dan heeft ze lang genoeg geslapen, iemand zal dat vlees moeten berijden en Tatsjara kan dat als de beste. Bovendien is het niet goed zo lang te blijven liggen,’ zegt Rebeckah die opstaat en richting het bed loopt. Tatsjara schrikt op, met alle ogen op het bed gericht kan ze er niet ongezien instappen, ze zullen de deken zien bewegen. Ze grijpt als instinct haar ketting en direct daarna begint de ruimte te trillen. Iedereen moet zich vastpakken om niet te vallen.

‘Wat gebeurt er?’ vraagt Annabel verschrikt.

‘De aarde schud, het zal zo wel stoppen,’ antwoord vader. Tatsjara grijpt haar kans, met de kracht van de ketting schuift ze de mantels onder de deken uit en kruipt er zelf onder. Door de grootte van de kracht landen de mantels op de plek waar ze vandaan kwamen en bewaard werden voor ze in het bed belandden. De aarde stopt met trillen, langzaam komt iedereen weer overeind, bang dat het nog niet voorbij is.

‘Wat gebeurde er?’ vraagt Tatsjara terwijl ze overeind komt en “gaapt”.

‘Niets ernstigs, schat,’ antwoord Sam die naar haar toe loopt.

‘Weet je het zeker?’

‘Ja,’ zegt Sam, hij neemt haar in zijn armen en geeft een kus op haar voorhoofd.

‘Vreemd, ik heb de aarde nog nooit eerder zo voelen schudden,’ zegt vader.

‘Ach, het is nu weer over. Tatsjara, jij maakt het eten vandaag,’ zegt Rebeckah.

‘Je hoeft haar niet zo rond te commanderen, zus,’ reageert Annabel.

‘Het maakt niet uit, ik heb wel zin om even wat te doen,’ zegt Tatsjara. ‘Sam, wil je het hert in stukken snijden?’

‘Maar natuurlijk schat,’ zegt Sam, hij geeft haar een kus en loopt daarna richting het hert.

‘En wat gaan jullie doen dames?’ vraagt vader.

‘Ik denk dat wij wat gaan rondvliegen in het bos,’ antwoord Annabel.

‘Dat lijkt me niet verstandig, we kunnen niet te vaak naar buiten.’

‘Dat weten we vader, maar de buitenlucht is gezond. De gehele dag binnen zitten niet,’ zegt Rebeckah.

‘Toch gaan jullie niet naar buiten en daarmee is het klaar.’

‘Kom! We gaan door de bieb lopen, misschien hebben we iets gemist,’ zegt Annabel terwijl ze Rebeckah al meetrekt.

‘De bieb?’ vraagt Rebeckah.

‘Dat is de afkorting van bibliotheek. Wie wil dat woord nu elke keer helemaal uitspreken? Dat neemt toch te veel tijd in beslag,’ antwoord ze terwijl ze haar hoofd schud alsof Rebeckah er echt helemaal niets van snapt.

‘Juist, de bieb,’ antwoord haar zus die een wenkbrauw optrekt. ‘Echt waar, Annabel, soms ben je wel een beetje raar.’

‘Wat wil je daar nu weer mee zeggen?’

‘Niets, niets! Laten we naar de bieb gaan,’ zegt ze snel en ze houd haar handen verdedigend voor zich op.

‘Oké,’ zegt Annabel en weg zijn ze.

‘Eindelijk rust,’ zegt Sam.

‘Wat wil je daar nu weer mee zeggen?’ vraagt Tatsjara.

‘Laat ik het zo zeggen, het is niet makkelijk om met je zussen in één huis te wonen.’

‘Laat ik het zo zeggen, ik begrijp je helemaal. Ik heb natuurlijk al een grote hoeveelheid ervaring als het om mijn zussen gaat. Je went er nog wel aan.’

‘Dat hoop ik dan maar,’ zegt Sam en hij geeft een stuk vlees aan haar. Tatsjara legt het in de pan die ze boven het vuur plaatst.

‘Toch hoop ik dat we ooit ons eigen huis krijgen,’ zegt Sam en Tatsjara knikt instemmend.

-----------------------

Heehee!

Het is vandaag officieël 1 jaar geleden dat wij het eerste hoofdstuk van Fenixoog - Verbonden op Wattpad hebben gezet. 28 december 2013 was het toen, en sinds dien hebben we 33 hoofdstukken neergezet, dat is wel een CELEBRATION waard, niet?

Dankjulliewel voor het lezen en reageren en stemmen, en stop daar vooral niet mee, we worden er blij van :).

Let's Celebrate (in de media)

Fenixoog - VerbondenWhere stories live. Discover now