Hoofdstuk 51

120 9 3
                                    

Derren

Ik zet mijn voeten ongecontroleerd voor me. Ze schoppen tegen afgebroken, dode takken, verstampen de boterbloempjes die sinds een week overal uit de grond steken en laten mijn schoenen besmeuren met vochtige lenteaarde. Ik kijk niet naar beneden, maar richt mijn blik op de blauwe lucht. Witte, donzige stapelwolken en takken met appelgroene bladeren hangen in de lucht als uitgebloeide bladeren die in de herfst in een meer drijven.

De punt van mijn schoen stompt tegen een hard voorwerp aan. Een dikke stam. Chagrijnig schop ik er nog eens tegenaan. Ik voel een snelle hartslag in mijn tenen. Ik verplaats mijn gewicht en schop met mijn andere voet tegen de stam.

'Rotboom!' roep ik, en mijn stem klinkt zacht, klein en ongehoord. Als een irritant gefluister in de les als er stilte geacht wordt. Ik klem mijn kiezen op elkaar en adem snel en diep in.

'Rotboom!' schreeuw ik, en ik schop er nog eens tegenaan. Klote ding. Mijn gezicht plooit zich in een zuur, pissig gelaat en boos staar ik naar het stuk afgeslachte hout dat onbewogen voor me in de aarde zit genesteld. Een dikke wortel begint omhoog te krommen, totdat hij in de lucht zweeft. Ik gooi al mijn gewicht naar voren en schop de wortel los van de boom. Het stuk vliegt weg, met een snelheid die ik het zonder mijn telekinese niet zou kunnen geven. Ik laat me zakken en ga op de stam zitten. Die boom heeft helemaal niets verkeerd gedaan, wat ik doe is oneerlijk. Maar ik moet de overtollige energie gewoon kwijt. Het maakt me gek dat ik geen contact met Breas heb. Gek!

Ik zet mijn ellenbogen op mijn bovenbenen en laat mijn hoofd in mijn handpalmen vallen. Ik wrijf door mijn haren alsof mijn huid onder de muggenbulten zit en kijk doelloos om me heen. We zijn alle grotten in de buurt afgegaan, hebben het internet doorzocht naar een Hotel de Feniks en hebben de wegen afgezocht naar een busje. Niets, helemaal niets. Je zou toch denken dat het wel in het nieuws komt als er een man overlijdt in een auto-ongeluk. Het is frustrerend. We hebben niks. Pas du tout. Ik sta op en loop verder met mijn handen in mijn jaszakken. Het was dus geen goed idee om een zomerjas aan te trekken, het is er nog veel te fris voor.

Grot, misschien bedoelde Medie niet echt een grot, maar was het een naam of een plaats. Ik haal mijn mobiel uit mijn zak, ga naar google en typ 'grot' in. Ik scrol door de resultaten; Wikipedia, Encyclo, Limburg, dat moet ik allemaal niet hebben. GoogleEarth dan maar, misschien is het een plaatsnaam? Of een deel van een plaatsnaam. Want wat als Medie maar oog op een deel van de folder had gelegd? Dan zitten we helemaal in de verkeerde richting te denken. Ik type 'grot' weer in en klik op het eerste adres. Grotas B.V., 117 kilometer vanaf hier. Snel ga ik weer naar Google. In mijn haast moet ik drie keer opnieuw typen omdat ik spelfouten maak. Ik ga naar de site van Grotas B.V.. Failliet, al vier jaar. Ik glimlach enthousiast. Dit is het, ik voel het gewoon. Breas en Medie zitten daar gewoon, in dat lege kantoorgebouw. Ik lach hardop en sluit snel mijn internet voordat ik over mijn limiet ga.

Ik ren door de takken en trap die lachende boterbloempjes fijn totdat ik de grijze Fort van mijn ouders zie glimmen. Ik spring erin, rits mijn gordel om en race naar huis zonder te stoppen voor rode verkeerslichten, stopborden of zebrapaden. Aangekomen neem ik niet de moeite de auto netjes te parkeren. Hij staat op slot en op de rem, dus dan kan er niets mis mee gaan. Ik ren naar binnen en kijk mijn familie hijgend aan. Ze lijken geschrokken van mijn plotselinge binnenkomst. Kemal zet de game dat hij en Can aan het spelen waren op pauze. Can protesteert kort omdat hij duidelijk aan het winnen was, maar vergeet die ergernis weer als hij mij opmerkt. Mijn vader kijkt over de glazen van zijn leesbril terwijl hij met opgetrokken wenkbrauwen de krant dichtvouwt, zijn vinger houdend op de plek waar hij was geëindigd. Mijn moeder zet haar kop thee op de salontafel en kijkt me vragend aan. 'Wat is er, lieverd?'

'Grotas,' zeg ik, en ik slik moeizaam. 'Daar zitten ze, op anderhalf uur rijden van hier.'

Can begint te lachen, 'Wauw, maar hoe weet je dat?'

Fenixoog - VerbondenDonde viven las historias. Descúbrelo ahora