Hoofdstuk 22

176 15 0
                                    

En de laatste toetsen zijn voorbij! Laten we dat vieren met een nieuw hoofdstuk van Feniksoog - Verbonden, die we eigenlijk al eerder hadden moeten uploaden. There it is:

----------------------------------------------------------------------------------------------------

Jo loopt naar de stijger toe, waar wat fakkels staan. Ze waren me eerder nog niet opgevallen, waarschijnlijk zijn ze er nieuw neergezet. Ze knielt er bij één neer en vormt met haar handen een kommetje rond de bovenkant. Ze sluit haar ogen en blaast. Er komt een rokerige stof uit haar mond en de fakkel begint te branden. Jo staat op en wenk ons glimlachend. Verbaast loop ik met de rest naar de stijger. Ik schop mijn vreselijke hakken uit en steek mijn voeten in het water. Ik zucht diep en laat mijn blik over het water glijden. In het water zie ik een weerspiegeling van Breas die naast me ook een fakkel aanblaast. Ze komt naast me zitten en begint haar veters los te trekken. Ik kijk naar haar en weer is haar blik niet goed te pijlen. Als ze haar voeten ook in het water laat bungelen kijkt ze me opeens verdrietig aan.

‘Ik wou dat papa en mama er bij zouden zijn,’ zegt ze zacht.

Ik knik, ‘ik ook.’

Breas slaat haar armen om me heen ondanks mijn natte, stinkende jurk. We sukkelen allebei half in slaap, met zacht gepraat, het geluid van het bewegende water tussen onze voeten en het geruis van de wilg op de achtergrond.

‘Ben je er klaar voor?’ Can staat voor de deur. We gaan zo weer naar de open plek om door het ondergrondse stelsel te lopen.

‘Nou….’ zeg ik, ‘Ik ben wel een beetje zenuwachtig, hoor.’ Ik sluit de deur en por Can in zijn zij. Lachend lopen we naar de auto. Wacht. ‘Can?’

‘Ja?’

‘Waar is je auto?’ Even kijkt even net zo verbaast als mij en lijkt zich dan weer te herinneren wat ik hem net vroeg.

‘Kemal had hem nodig en als ik door zeurde zou hij gaan vragen waarvoor ik hem nodig heb. En we zouden dit geheim houden, weet je nog?’ Ik knik.

‘Mooi. Daarom heb ik ander vervoer geregeld.’ Trots wijst Can naar een bruine oma-fiets met rode fietstassen.

‘Van m’n moeder geleend, de mijne is kapot.’

‘Ah. Maar, ik heb geen fiets.’

‘Daar heb ik aan gedacht! Dus je gaat gewoon bij mij achterop,’ zegt hij, nog steeds trots kijkend.

‘Maar die fietstassen…’

‘Daar kan mooi je tas in. Ik snap niet waarom je überhaupt een tas bij je hebt.’

‘Nou, dat is gewoon handig.’ Can kijkt me bedenkend aan, pakt daarna mijn tas en stopt die in een van de fietstassen.

‘Kom je?’ Can fiets al bijna weg, dus ik spring snel achterop. Voor een seconde ben ik bang dat deze oud-ogende fiets zou bezwijken onder ons gewicht, maar als we eenmaal de oprit af zijn houdt hij gelukkig op met piepen. Eigenlijk zijn die fietstassen nog heel comfortabel.

Ik spring van de fiets af als we bij het mini- heuveltje in het bos aankomen. Pijnlijk wrijf ik over mijn kont, die fietstassen konden het gehobbel op het bospaadje niet verzachten.

‘Kom je?’ Can loopt voor me uit en als we bij de open plek aankomen verschijnt er weer een glimlach op mijn gezicht.

‘Denk je dat het je nu wel lukt die steen te verplaatsen?’ vraag ik.

Fenixoog - VerbondenDonde viven las historias. Descúbrelo ahora