Hoofdstuk 66

38 5 0
                                    

Tatsjara

De voeten van Rebeckah doen pijn, bij elke voetstap schiet er een steek doorheen. Het is niet ver meer, denkt ze steeds en met die gedachte houdt ze het vol. Als de kar niet gehaald wordt zal het lastig worden Annabel en Samuel mee te nemen. Het bos wordt minder dicht, het licht wint terrein van het donker en Rebeckah weet dat het dorp nu niet ver meer is. Haar gedachten zouden moeten gaan over het dorp, de kar, en hoe ze alles voor elkaar gaat krijgen, maar in plaats daarvan zwerven haar gedachten naar haar zusje. Het beeld van Annabel, die daar bewusteloos op de grond ligt, krijgt ze maar niet uit haar hoofd.

'We zijn er bijna jongen,' fluistert ze naar de vogel op haar schouder. Als reactie krijgt ze een klein geluidje terug.

'We zullen ze eens laten zien hoe gevaarlijk wij wel niet kunnen zijn.' Het gezicht van Rebeckah tintelt nog na van de klappen van Damianos. Voor dit zal ze de voormalige vriend van haar zus nooit vergeven.

De bomen houden op en Rebeckah heeft eindelijk de bosrand bereikt. Ze ademt nog een keer goed in en uit, waarna ze het dorp binnen loopt. Het dorp ziet er grauw uit, de straten zijn leeg en de ramen zitten dicht. Alles lijkt wel verlaten. Langzaam en op haar hoede loopt Rebeckah door de straten, op zoek naar een kar. Het duurt even, maar dan ziet ze iets. Het is een grote wagen op vier wielen met twee paarden ervoor. Het is geen kar, maar het kan zeker doen waar het voor bedoeld is. Rebeckah loopt erop af en begint de paarden los te maken van de paal waar ze aan vastgebonden zijn.

'Hé, waar denk jij mee bezig te zijn?' roept een boze man die uit een huis komt lopen.

'Ik maak de paarden los, dat kunt u toch wel zien?' reageert ze.

'Die paarden zijn van mij en een vieze rat als jij heeft daar niets mee te maken.'

'Ik? Een vieze rat?' zegt Rebeckah spottend. De man komt op haar afgelopen.

'Ja, blijf met je tengels van mijn eigendom af!' zegt de man met luide stem nu hij tegenover haar staat.

'O, en wat ga jij dan doen om mij tegen te houden?' vraagt ze.

'Dit,' zegt hij en hij haalt uit. Rebeckah ontwijkt en steekt haar hand uit. De man vliegt achteruit en valt op de grond.

'Wat gebeurt er, wat doe jij met me?' zegt de man wanneer hij overeind krabbelt.

'Wie, ik?' antwoord Rebeckah sarcastisch. Ze weet dat ze dit gesprek moet winnen met bluf, veel krachten heeft de steen niet meer. De man reageert niet op haar vraag, zet zijn vingers tegen zijn mond en fluit. Rebeckah kijkt rond, wachtend op een woeste hond, maar in plaats daarvan komen er twee grote mannen uit het huis gelopen.

'Wat is er baas?' vraagt de linker.

'Dit wicht wil de wagen meenemen.'

'En jij kan haar niet aan?' zegt de rechter man spottend.

'Zeg, als jij je geld nog wil krijgen doe je hier wat aan en houd je dat commentaar voor je.'

'Sorry, baas.' Hierna komen de mannen op haar afgelopen met gebalde vuisten. Rebeckah blijft staan waar ze staat en recht haar rug.

'Weten jullie het zeker? Dat je dit wilt doen?' vraagt ze. De mannen kijken elkaar even aan en lopen daarna zonder antwoord gewoon door. Oké, dat gaat dus niet werken. Rebeckah haalt de ketting van haar nek vandaan en plaatst deze in haar -tot een kom gevormde- handen.

'Tijd om te stralen, Grigoris' fluistert ze en het vogeltje strijkt neer bij de ketting in haar handen. Rebeckah kijkt naar haar handen en focust al haar concentratie en energie op de ketting. Langzaam verschijnt er een blauw licht, Grigoris sluit zijn oogjes en opent zijn vleugels. Een geel licht vergezelt het blauwe, kleine sliertjes van licht dansen vederlicht naar boven. De mannen staan even stil, niet goed wetend wat Rebeckah, waarna ze haar ogen opslaat, recht voor zich uit kijkt en een grijns op haar gezicht tovert, van plan is. Het licht wordt fel, oogverblindend en neemt al snel het hele plein in bezit. Ze weet dat ze maar een paar tellen heeft voordat het licht weer afneemt, dus ze loopt snel het plein af en verstopt zich achter een van de huizen. Om te voorkomen dat iedereen weet waar ze is sluit ze de magie in één keer af. Het licht verdwijnt direct en Grigoris deed precies hetzelfde. Rebeckah gluurt om een hoekje heen, ze ziet de mensen daar staan, in de ogen wrijvend, zoekend naar haar en waar ze is gebleven. Ze draait zich snel terug. Dit wordt dus toch nog lastiger dan ze in eerste instantie had gedacht. De mannen bij elkaar kan ze niet hebben, maar niemand zegt dat ze het op die manier moet aanpakken. Ze kan natuurlijk ook gewoon één voor één, aandacht gelijk verdeeld voor allen en iedereen. Rebeckah draait zich om en loopt voorzichtig iets verder het dorp in. Ze loopt een huis binnen en sluit achter zich voorzichtig de deur. Het ziet er verlaten uit en ze gluurt door de keuken, kijkend of hier iets te halen valt om de kar mee te kunnen krijgen. Of misschien dingen die sowieso handig zijn om te hebben. Rebeckah ziet een aantal koperen pannen die goed van pas kunnen komen, maar deze laat ze voor nu nog even liggen. Ze ziet een trap die naar boven leid, maar nog voordat ze hier naar boven kan klimmen hoort ze gestommel achter zich. Snel draait ze zich om. Een jonge man sluit de deur achter zich en nog voordat Rebeckah de kans heeft gekregen zich te verstoppen draait hij zich om en kijkt hij haar met zijn bruine ogen aan.

Fenixoog - VerbondenWhere stories live. Discover now