Hoofdstuk 59

50 8 2
                                    

Tatsjara

'Is het over?' vraagt Rebeckah zachtjes aan niemand in het bijzonder. Even komt er geen antwoord. De wind is gaan liggen het is stil geworden. Heel stil.

'Ik denk het,' antwoord vader uiteindelijk. Tatsjara staat op en klopt zachtjes wat stof van haar jurk. Grigoris is weer gekrompen naar zijn eerdere kleine vorm. Vogeltjes hoor je in de verte zachtjes fluiten. Tekenen die aangeven dat het gevecht inderdaad voorbij is.

Langzaam loopt Tatsjara richting Stanley, die nog steeds op de grond ligt. Ze blijft staan bij zijn hoofd. Met een bedenkelijke blik op haar gezicht knielt ze naast hem neer. Een windvlaag blaast haar haren in haar gezicht, die ze snel en een beetje zenuwachtig wegveegt. Haar bruin besmeurde hand zweeft boven het roerloze lichaam van Stanley. Zenuwen borrelen in haar op, wat als hij zo weer wakker wordt? Haar hand begint zachtjes te trillen, ze haalt een keer diep adem en tikt met haar vinger tegen de wang van Stanley. Hij reageert niet. Ze tikt nogmaals tegen zijn wang, iets harder deze keer. Weer geen reactie. Een opgeluchte zucht verlaat haar lippen. Hij zal niet snel wakker worden. Ze staat op, Grigoris vliegt op en landt op haar schouder. Tatsjara kijkt naar haar familie die iets verder op het grasveld zit, haar ogen ontmoetten de ogen van Rebeckah.

'Het is over,' zegt ze. Rebeckah slaakt een zucht en kijkt naar Annabel, die nog steeds bewusteloos op de grond ligt. Ze strijkt voorzichtig wat haren uit het gezicht van haar zusje.

'Alles is nu weer goed, wanneer je weer wakker wordt zul je zien hoe goed we het wel niet gedaan hebben met z'n allen,' zegt ze zachtjes.

'We hebben het zeker goed gedaan,' zegt Tatsjara die naar hen toe is komen lopen. 'Maar ik had eerlijk gezegd ook niet verwacht dat het zou erg zou worden.' Ze loopt naar haar vader en neemt Midiya voorzichtig uit zijn handen over. 'Ik ben blij dat we allemaal nog leven.'

'Dat zijn we allemaal,' zegt Samuel die zijn hand tegen zijn been houd.

'Je bent gewond,' zegt Tatsjara met een zachte trilling in haar stem.

'Niets wat ik niet aankan,' antwoord Sam met een grimas.

'Ik zou je willen helen, maar ik heb niets van mijn krachten meer over. Je zult moeten wachten totdat ik weer iets aan magie terug heb,' zegt ze en ze knielt bij hem neer.

'Dan zal ik geduldig wachten,' antwoord hij. De twee kijken elkaar aan, Tatsjara raakt voorzichtig zijn linkerschouder aan.

'Het spijt me.'

'Waarvoor? Ik had er toch echt zelf voor gekozen om ze uit te dagen,' antwoord Sam met een verbaast gezicht.

'Dit alles heb ik veroorzaakt, als ik mijn zussen niet had willen veranderen, was dit alles nooit gebeurt,' zegt Tatsjara en ze slaat haar ogen neer.

'Wat er anders gebeurt zou zijn, is iets dat wij nooit zullen weten. Er zijn zoveel mogelijkheden waarop het uiteindelijk mis had kunnen gaan. Nadenken over wat is en wat zou kunnen zijn, is iets wat mensen hun gehele leven bezig kan houden. Maar het verleden is nou eenmaal het verleden, het is net als een weg die je al bewandeld hebt. Je kunt zo nu en dan achterom kijken, maar je zult toch echt vooruit moeten lopen om op het punt te komen waar je eigenlijk wilt zijn. Stilstaan of teruglopen heeft geen zin.' Hij pakt haar hand vast, Tatsjara richt haar ogen weer op hem.

'Wat ik probeer te zeggen is dat je jezelf niet de schuld moet geven van wat er gebeurt is, je kunt de weg nu niet meer veranderen. Terugkijken naar wat er gebeurt is kan altijd, maar nu moeten we nadenken over wat wij nu gaan doen. De śikārī, Helene, Damianos en Stanley zijn er nog, en op een bepaald moment zullen ze wakker worden. Om eerlijk te zijn heb ik niet zo'n zin om daarbij te zijn. We moeten hier weg,' zegt Samuel.

'Sam,' fluistert Tatsjara met waterige ogen. Haar onderlip trilt, maar veranderd al snel in een glimlach. Ze leunt naar voren en drukt haar lippen kort op de zijne.

'Zijn jullie klaar?' zegt Rebeckah, het moment verstorend. Samuel en Tatsjara kijken haar aan. 'Mooi, want hij heeft gelijk, we moeten hier weg. Het liefst zo ver mogelijk.'

'Maar mijn kind, waar moeten we dan heen?' vraagt vader.

'Dat is een goede vraag,' antwoord Rebeckah bedenkelijk.

'We zouden richting het oosten kunnen reizen?' stelt Tatsjara voor.

'Ik vind alles goed, zolang we maar weggaan van hier. Zo snel mogelijk, zo ver mogelijk,' antwoord Rebeckah.

'Dan is het besloten,' zegt vader. 'We reizen naar het oosten.'

'Hoe moeten we de gewonden meenemen? Samuel kan niet lopen en Annabel is nog steeds bewusteloos,' zegt Rebeckah.

'We hebben een kar nodig, of iets dergelijks, om ze op te kunnen leggen,' bedenkt Tatsjara.

'Maar kind, waar kunnen we zoiets vinden?' vraagt vader. Rebeckah zucht.

'Nou, er zit niets anders op,' zegt ze.

'Wat bedoel je?' zegt Samuel.

'We zullen moeten worden wat iedereen zegt wat we zijn.' De anderen kijken haar vragend aan. 'We gaan het dorp leeg halen. Plunderen. Stelen.'

'Wat zeg je nu?' reageert Tatsjara. 'Dat kunnen we toch niet zomaar doen?'

'Waarom niet? Ze zijn toch al bang voor ons en iedereen die tegen ons zou durven gaan ligt hier op het grasveld,' antwoord Rebeckah alsof het de normaalste zaak op de wereld is.

'Ergens heb je een punt,' zegt Samuel.

'Zie je, zelfs hij is het ermee eens,' zegt Rebeckah terwijl ze naar Sam wijst.

'Nou, goed dan, maar wie gaat daar dan heen?' vraagt Tatsjara. De familie kijkt elkaar even aan.

'Ik ga wel,' zegt Rebeckah.

'Weet je het zeker?' vraagt Tatsjara.

'Ja, jij kunt beter hier blijven bij je kind en bij de rest om ze te beschermen. Ik zal gaan.'

'Oké, wees voorzichtig,' zegt Tatsjara wanneer ze ermee instemt. Rebeckah staat op en klopt haar jurk af.

'Dan ga ik maar, tot straks!' zegt ze. Tatsjara staat ook op en geef haar zus een knuffel. 'Succes.' Grigoris hopt tijdens de knuffel van Tatsjara's schouder naar die van Rebeckah.

'En wat denk jij te doen? Ga je met me mee?' Als antwoord knikt het vogeltje, Rebeckah glimlacht. 'Goed dan, als jij dat zo graag wilt, dan mag je van mij wel mee.'

'Tot straks,' zegt Samuel.

'Doe voorzichtig kindje,' zegt haar vader.

'Geen zorgen, dat zal ik zeker doen,' zegt Rebeckah nog, waarna ze zich omdraait en richting het dorp begint te lopen, de heuvel af. Al na een paar meter begint het bos dichter te worden, er is nog maar weinig licht dat zich door het dak van bladeren en takken naar beneden kan bewegen.


Fenixoog - VerbondenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu