Hoofdstuk 5

192 16 1
                                    

Tatsjara

Sinds de verandering is er al een nieuwe volle maan geweest. Annabel en Rebeckah hebben een grote verandering meegemaakt. Ze maken geen ruzie meer en het plan van Tatsjara lijkt gewerkt te hebben.

Tatsjara is in de tuin, dit is haar favoriete plek. Ze kijkt naar de bloemen wanneer haar zussen aankomen.

‘Wij gaan naar de bossen.’ Zegt Annabel. ‘We zullen voor het eten thuis zijn.’

‘Maar dan is het al donker. Is dat nou wel zo verstandig?’ antwoord Tatsjara.

‘We zijn samen, er zal heus niets gebeuren. Tot vanavond.’ Zegt Rebeckah en ze rennen weg, Tatsjara alleen achter latend.

‘Ik weet niet wat er gebeurt is, maar ik ben er heel blij mee. Ze maken eindelijk geen ruzie meer en gaan normaal met elkaar om.’

Tatsjara draait zich om en ziet daar haar vader staan. Sinds de spreuk komt hij steeds meer buiten en praat hij weer met de andere dorpelingen.

Tatsjara weet niet wat ze moet zeggen en zegt dan maar niets.

‘Waarom ga je niet met ze mee? Het zal je goed doen om ook wat meer naar buiten te gaan. Je staat nu alleen nog maar in de tuin, je gaat nauwelijks meer naar buiten.’

‘Prima, ik ga achter ze aan, maar ik ben wel op tijd thuis zodat ik kan gaan koken.’

‘Veel plezier!’ roept haar vader en Tatsjara loop de tuin uit.

Ze staat in de straat en ziet Samuel lopen. ‘Hé, wacht even!’ roept ze en ze rent naar hem toe. Hij draait zich om en kijkt haar lachend aan. ‘Zo, dus je leeft nog?’

‘Wat bedoel je daarmee?’

‘Dat ik je lang niet gezien heb, ben je ziek geweest? Gaat het wel goed met je?’

‘Ja, ik voelde me niet zo lekker, maar nu gaat het wel weer. En wat heb jij uitgespookt toen ik er niet was?’ Samuel steekt zijn door de zon gebruinde armen in zijn zakken en kijkt haar aan.

‘Ik heb gewacht totdat je weer zou verschijnen.’

‘Waarom?’

‘Zodat ik dit kon doen!’ En hij tilt haar op en draait rond.

Wanneer hij haar weer neerzet kijken ze elkaar lachend aan. Tatsjara kijkt eens goed naar Samuel en ziet zijn mooie blonde haar glinsteren in de zon.

‘Sam, waarom deed je dat?’

‘Kom maar mee.’ zegt hij en pakt haar hand vast. Hij neemt haar mee richting het bos.

‘Ik wil je graag iets laten zien wanneer we bij de open plek zijn.’

Hand in hand lopen ze door het bos. Tatsjara is erg zenuwachtig, wat zou hij haar willen laten zien? En haar zussen gingen toch het bos in, als ze die maar niet tegenkwamen.

Na een tijdje ziet Tatsjara dat de bomenrij ophoud. Ze zijn aangekomen bij een open plek. Niet zomaar een open plek, wanneer Tatsjara verder kijkt ziet ze veel meer dan alleen een gras veld. Overal in het gras staan rode, oranje en gele bloemen in volle bloei. Er is een groot meer in het midden van het grasveld, het water is zuiverblauw en glinstert in de zon. Naast het meer staat een grote wilg, met prachtige takken die uitwaaien aan de oever van het meer.

‘Het is prachtig.’ zegt Tatsjara overweldigd.

 ‘Vind je? Kom mee.’ zegt Sam en hij neemt haar mee. Samen lopen ze door het gras en de bloemen richting het meer.

Wanneer ze er aankomen ziet Tatsjara dat het meer redelijk diep is en gevuld met grote vissen met allerlei verschillende kleuren.

‘Ga je mee zwemmen? Gewoon om even alle zorgen opzij te zetten.’

Fenixoog - VerbondenWhere stories live. Discover now