Hoofdstuk 60

3.4K 170 17
                                    

'Ben je helemaal gek geworden? Waarom heb je Ellie verplaatst?' De stem op de gang herken ik. Lucius Malfoy. In zijn stem ligt een boze, maar ook bezorgde klank. 'Toen jij haar vader martelde, heb ik haar goed verzorgd. Ik heb haar in een betere kamer gelegd,' sist een vrouwenstem terug. Narcissa Malfoy. 'Weet je hoe gevaarlijk je bezig bent geweest?' Hij verheft zijn stem. 'Ze heeft goede zorg nodig na alles wat ze heeft meegemaakt,' zegt Narcissa. 'Dat is ze niet waard,' klinkt het boos terug. 'Ik doe dit voor Draco, voor hem is ze het waard' zegt Narcissa. Lucius mompelt wat terug. Alweer staan zijn ouders ruzie om mij te maken. Dan hoor ik het slot van de deur, snel sprint ik naar het bed.

De deur zwaait open en Narcissa Malfoy stapt binnen. Langzaam ga ik rechtop in het bed zitten. 'Ik kom je halen,' zegt ze rustig. Aan haar gezicht kan ik zien hoe gestrest ze is. 'Waar gaan we heen?' vraag ik, terwijl ik van het bed opsta. 'Voldemort,' zegt ze zacht. 'Nee!' roep ik. Narcissa pakt mijn hand vast. 'Het spijt me.' 'Waar is Draco?' vraag ik, lichtelijk in paniek. Ik wil niet naar Voldemort. Zeker niet als ik Draco niet meer heb gezien. Wie weet wat er bij Voldemort gebeurt. 'Je kan hem niet meer spreken. Voldemort vroeg nu naar je, dus we moeten snel zijn,' zegt Narcissa. 'Nee, ik wil niet,' zeg ik bang. Hij mag me geen pijn doen, niet zoals hij mijn vader pijn heeft gedaan. 'Wees sterk, Ellie.' Narcissa trekt me zachtjes mee naar de deur. In de deuropening staat Lucius Malfoy met zijn armen over elkaar. Ik kijk hem vuil aan. Hij heeft mijn vader pijn gedaan. 'Doorlopen,' is het enige wat hij zegt. Het wordt er niet beter op zo. Dan te bedenken dat hij mijn schoonvader is. Ik moet bijna lachen bij het idee. Maar dan bedenk ik me dat ik op weg ben naar Voldermort. De meest duistere tovenaar ooit. Hij die me kan breken, al gebroken heeft.

We lopen door de lange gang naar een trap toe. Onderaan de trap slaan we rechtsaf, een grote deur door. Als we binnenstappen herken ik de ruimte meteen. De kamer met de lange tafel, waar mijn vader gemarteld is. Mijn gedachte wordt bevestigd als ik naar boven kijk en het balkon zie waar ik met Bellatrix heb gestaan. Dan kijk ik weer naar de tafel. Een klein gedeelte van de stoelen zijn bezet. Ik kijk langzaam de kring rond, mijn blik blijft hangen aan het einde van de tafel. Draco. Zijn gezicht is nog bleker dan normaal. Zijn ogen schieten schichtig heen en weer. Ik wil hem omhelzen en zijn handen door mijn haar voelen. Ik wil schreeuwen hoeveel ik van hem houd. Maar ik kan niets. Hij is een dooddoener en ik ben de gevangene. Moeizaam maak ik mijn ogen los van hem. Narcissa laat me los en neemt naast Draco plaats aan de tafel. Lucius Malfoy blijft naast me staan, alsof hij bang is dat ik weg ga rennen. De andere dooddoeners kijken me grijnzend aan. Bellatrix zit niet aan tafel, dat stelt me ergens wel gerust. Ik sta met mijn rug naar de deur, maar aan de gezichten van de dooddoeners te zien komt er weer iemand binnen. Dan voel ik een koude vinger in mijn nek. Een rilling loopt over mijn rug. 'Ellie Smith,' zegt Voldemort zacht. Ik krijg kippenvel over mijn hele lichaam door de koude klank in zijn stem. 'Je lijkt op je moeder,' zegt hij. Hij weet hoeveel pijn hij me hiermee doet. Maar ik laat niets blijken van de pijn. 'Zo onschuldig, maar tegelijkertijd zo gevaarlijk,' sist hij. Hij is om me heen gelopen en staat nu voor me. Van dichtbij zie ik pas goed hoe hij eruit ziet. Hij heeft een gladde bleke huid. In de plaats van zijn neus heeft hij gaten, zoals een slang. Zijn ogen steken fel af tegen zijn bleke huid. Zijn gelaat maakt me niet bang, ik wil er eerder om lachen. Hij lijkt niet op een mens, dat is hij ook niet meer. Voldemort kijkt me doordringend aan. 'Je bent net zo vals als je moeder.' Ik hap naar adem, om mijn boosheid in te houden. Voldemort lacht vermakelijk, waarop de dooddoeners vrolijk meedoen. 'Of kende jij die kant van je moeder niet?' Hij strijkt beheerst met zijn hand over mijn wang. Zijn aanraking doet me beven, maar ik probeer me stil te houden. 'Dan heb ik nog een mooi verhaal voor je. Ga zitten,' zegt hij. Even kijk ik hem verbaasd aan, ik mag aan zijn tafel zitten?

Nu ik hem kenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu