Hoofdstuk 88

3K 147 8
                                    

'Wat doen jullie hier?' Opgelucht haal ik adem als ik Alexanders vertrouwde stem hoor. Dan besef ik me dat hij voor het raam staat. 'Alexander, naar beneden!' sis ik. Iets in mijn stem zorgt ervoor dat hij onmiddellijk luistert. Op handen en voeten komt hij naar ons toe. 'Waar zijn jullie in vredesnaam mee bezig?' vraagt hij. 'In de straat staan twee dooddoeners, ze hebben net een dreuzel vermoord. Ze zijn op zoek naar jou,' leg ik kort uit. 'Nee toch?' Alexander kijkt geschokt van Draco naar mij. Als Draco instemmend knikt slaakt Alexander een diepe zucht. 'Zijn ze er nog?' vraagt hij, met een knik naar het raam. 'Ik weet het niet,' zeg ik. Alexander vloekt binnensmonds. 'We moeten weg uit deze kamer,' zegt hij. Draco en ik stemmen daarmee in. Dit keer kruipen we alle drie op handen en voeten naar de deur.

Dan klinkt er een klap tegen het raam. Geschrokken zitten we stil. Ik durf me niet om te draaien, want ik heb wel door dat we niet meer veilig zijn. 'Fenrir,' sist Draco achter me. 'Hij heeft ons gezien hè?' vraag ik. Op dat moment breekt het glas. Ik ben blij dat we er niet meer onder zitten. Alexander springt op en steekt zijn toverstok uit. Ik volg zijn voorbeeld en ga naast hem staan. Draco schuift naar een hoek van de kamer. Het verbaast me dat hij niet gelijk opstaat. Zijn gezicht staat doodsbang en hij kijkt met grote ogen naar de dooddoeners, die achter het gebroken raam staan. Waarom doet hij niets? Het lijkt alsof hij in shock is. 'Draco,' sis ik. Hij hoort me niet. Naast me schreeuwt Alexander een spreuk, waarmee hij de ene dooddoener raakt. Alexander duwt mij aan de kant, waardoor de vloek van Fenrir me mist. Ook al doet het pijn, ben ik Alexander dankbaar. Hij vecht voor ons. En voor zichzelf natuurlijk. Hij is immers degene die in gevaar is, ze zoeken hem.

'Je kunt je vrijwillig overgeven aan ons,' zegt Fenrir. 'Wat denk je zelf?' lacht Alexander. Fenrir houdt zijn toverstok op ons gericht terwijl hij soepel door het gat springt waar eerst een raam zat. 'Ik denk dat jij met ons mee moet komen, omdat je anders diep in de problemen zit,' zegt hij. 'Nooit,' sist Alexander. Hij vuurt een spreuk af op Fenrir. Het valt me op dat hij het rustig houdt, terwijl Fenrir ons probeert te vervloeken. 'Anders nemen we je geliefde kinderen mee,' grijnst Fenrir. Kinderen? Verbaasd kijk ik naar Draco. Denkt Fenrir dat wij Alexanders kinderen zijn? Waarom herkent hij Draco niet? Draco was ook een dooddoener. Fenrir verblijft notabene in zijn huis! Tegelijk stelt het me gerust dat hij het niet meer weet. Dat betekent dat we in zekere zin veilig zijn, behalve dan als Fenrir ons mee wil nemen in plaats van Alexander. 'Die krijg je niet,' snauwt Alexander. Weer vuurt hij een spreuk af die Fenrir met gemak blokt. 'Doe geen moeite,' lacht Fenrir.

Ondertussen ben ik naar Draco toe gekropen. Hij zit als versteend in de hoek gedrukt. Ik leg met hand op Draco's arm. 'Hé?' fluister ik. Hij knippert even met zijn ogen voor hij mij aankijkt. 'Wat doe je?' vraag ik hem. Hij staart me wazig aan en zegt niets. Het heeft geen zin om iets tegen hem te zeggen, want hij is er niet bij. Alsof hij niet op de wereld is op dit moment. De spreuken en vloeken vliegen nu om onze oren. Ik houd mijn toverstok omhoog om ons te beschermen, aangezien Draco niets kan doen. Alexander ziet er woest uit als hij de spreuken roept. Ik vraag me af hoe ik hem kan helpen. Het lijkt alsof Fenrir is vergeten dat Draco en ik ook in de kamer zijn.

'Draco, help me. Welke spreuk?' sis ik. 'Petri-' zegt Draco moeizaam. 'Wat?' Ik zie dat Draco probeert te spreken, maar dat hij het niet over zijn lippen krijgt. 'Draco, focus,' fluister ik. Voorzichtig pak ik zijn kin vast en dwing hem om me aan te kijken. Zijn ogen staan wanhopig, vol paniek. 'Zeg het nog eens,' smeek ik. Ik druk voorzichtig een kus op zijn lippen. Als Fenrir dit zou zien weet hij gelijk dat we niet de kinderen van Alexander zijn. Als ik Draco loslaat zie ik een heldere gloed over zijn ogen trekken. Geheel onverwacht pakt hij zijn toverstok en richt het op Fenrir. 'Petrificus Totalus.' Het wordt helemaal stil in de kamer. Fenrir staat er als versteend bij. De spreuk. Het is dezelfde spreuk die Draco op mij gebruikte op die beruchte avond. Ik sluit even mijn ogen als de herinnering eraan levendig terugkomt. 'Ellie, ik hou van je. Ik hoop dat we ooit weer samen kunnen zijn.' Zijn woorden klinken door in mijn hoofd. Het stelt me gerust dat hij nu naast me zit, we zijn samen. Maar het gevoel dat ik toen had was verschrikkelijk.

'Dankje, Draco.' De zware stem van Alexander schrikt me op uit mijn gedachten. Draco is opgestaan en steekt zijn hand naar me uit. Ik laat hem me helpen met opstaan. 'Ze mogen niet weten waar ik woon,' zegt Alexander. Hij loopt op Fenrir af en spreekt een spreuk uit. Vragend kijk ik Draco aan. 'Hij wist zijn geheugen,' zegt hij. Alexander leunt uit het raam om hetzelfde bij de dooddoener, die buiten ligt, te doen. Daarna zorgt hij er met een spreuk voor dat Fenrir naar buiten zweeft. Ik heb alles met open mond aangezien. Draco repareert het raam en binnen een paar minuten lijkt alles weer normaal.

Alexander heeft er voorzichtig voor gezorgd dat Fenrir en de andere dooddoener weer zijn bijgekomen. Ze herinnerden zich niets meer en zijn snel Verdwijnseld. Waarschijnlijk naar de schuilplaats van Jeweetwel. De vermoorde dreuzels lagen er niet meer. De dooddoeners hebben ze vast helemaal verwijderd, zodat er geen bewijs is dat er iemand vermoord is. Nu zitten we in de keuken met een grote mok thee. Ik heb niets meer gezegd sinds Draco Fenrir versteend heeft. Draco deed zo gek. Het leek alsof hij in shock was, maar toen ik hem kuste deed hij weer normaal. Alsof ik een betovering verbrak. Het heeft me verward. 'De dooddoeners weten blijkbaar in welke buurt ik woon,' zegt Alexander nuchter. 'Het was wel te verwachten,' zegt Draco. 'Misschien is het toch niet zo veilig om hier te blijven voor jullie,' zegt Alexander. Hij kijkt ons ernstig aan.

Ik zou niet weten waar we dan heen moeten. Rondzwerven is niet echt mijn favoriete bezigheid, vooral niet omdat we dan niet veel veiliger zijn dan nu. Het liefst blijf ik gewoon hier. Ik vind het fijn om in een huis te zijn. Mijn oom is aardig en hij kan ons beschermen. 'El?' Draco's stem haalt me weer terug in de realiteit. Heb ik iets gemist?

'Ik zei dat we misschien wel hier konden blijven tot na de bruiloft, als ik je weer heb opgehaald kunnen we weg,' vertelt Draco. Daar heb ik eigenlijk helemaal geen zin in. Blijkbaar straal ik dat uit. 'Geen goed plan?' vraagt Draco. 'Fenrir herkende ons niet,' zeg ik. 'Dus?' Draco kijkt me vragend aan. 'Hij is een belangrijke dooddoener, als zelfs hij ons niet herkend!' 'Wat dan nog? Er zijn meer dooddoeners,' zegt Draco. 'Ik vind het heel vreemd dat hij ons niet herkende. Volgens mij zijn wij niet zo belangrijk meer nu ze Alexander hebben getrapt met mijn vader. We kunnen hier best blijven, ik vind het fijn hier,' zeg ik. Ik hap naar adem, als ik me kwaad maak vergeet ik soms te ademen als ik praat. Het blijft even stil. Alexander is diep in gedachten en Draco staart voor zich uit.

'Het is wel vreemd dat hij je niet herkende, je bent een Malfoy,' zegt Alexander na een tijdje. Dankbaar kijk ik hem aan. Ik ben dus toch niet de enige die dat denkt. 'Misschien. Maar het kan ook zijn dat hij zo gefocust was op jou, dat hij ons niet goed heeft bekeken. Hij is immers een weerwolf, die oog in oog met zijn prooi stond,' zegt Draco. Ergens zit er een kern van waarheid in zijn verklaring, maar ik schud mijn hoofd. 'Zo lang er niets geks met ons gebeurt, wil ik hier blijven,' zeg ik. Ik sta op van de tafel, met een mok in mijn hand. 'Ik ga naar bed,' zeg ik. Het frustreert me dat Draco hier weg wil. Het voelt hier veilig, ook al zijn we net aangevallen door dooddoeners. Of beter gezegd: Alexander werd aangevallen. Met grote stappen loop ik de keuken uit. 'Ellie?' hoor ik Draco's stem nog. Hij komt maar achter me aan als hij me nog wil proberen over te halen. Proberen ja, want ik wil hier echt niet weg.

Nu ik hem kenWhere stories live. Discover now