Hoofdstuk 70

3.6K 164 77
                                    

Draco slaapt nog als ik wakker word. Hij ligt er lief bij. Zijn haar warrig en gezicht kalm. Even blijf ik naar hem kijken. Zelfs als hij slaapt kalmeert hij me. Mijn oog valt op zijn linkerarm. Het is me gisteren niet eens opgevallen. Het Duistere Teken. Elke volgeling van Voldemort heeft er eentje, een doodshoofd met een slang er omheen gekruld. Zacht raak ik het aan met mijn vingertoppen. Het past niet bij hem, maar het kan er niet meer vanaf. Hij is getekend voor het leven. Na een paar minuten stap ik stilletjes uit bed. Aan het licht in de tent te zien is het al laat in de ochtend. Ik bekijk de etenswaren die Narcissa voor ons heeft ingepakt. Genoeg voor een paar dagen. Maar daarna moeten we dus zelf aan eten zien te komen. Ik hoop dat we tegen die tijd bij Ginny zijn. Bij hun thuis is het altijd gezellig. Niet zoals het bij mij thuis gezellig was, door de rust en fijne gesprekken met mijn ouders. Maar gezellig door de drukte. Alleen de gedachte dat ik daar met Draco aan kom, klopt nog niet. Hij past daar niet. Iedereen daar denkt slecht over hem, wat ik me goed kan voorstellen. 'Hé,' hoor ik. Ik draai me om en zie Draco vanuit zijn bed naar me kijken. 'Lekker geslapen?' vraagt hij. 'Wel toen jij naast me lag,' zeg ik. Hij duwt zichzelf omhoog en haalt zijn hand door zijn haar. 'Ik ben blij dat ik wat voor je kan betekenen,' zegt hij. Hij heeft geen idee hoeveel hij voor me betekend. 'Kom hier,' zegt hij, terwijl hij me wenkt. Ik ga naast hem op het bed zitten. 'Als het moet wil ik elke nacht naast je slapen,' zegt hij. 'Ik wil niet tot last zijn,' zeg ik, terwijl ik naar mijn handen kijk. Draco pakt voorzichtig mijn kin vast, zodat ik hem aan moet kijken. Zijn grijze ogen kijken me doordringend aan. 'Je bent me niet tot last, dat weet je best,' zegt hij. De strenge ondertoon in zijn stem laat me glimlachen. 'Gelukkig,' zeg ik. Ik buig me naar voren en druk mijn lippen even kort op die van hem. 'Wat wil je als ontbijt?' vraag ik er achteraan.

Het is zomer, maar in de bossen van Ierland voelt het fris aan. Ik heb over mijn gewone kleren een gewaad aangetrokken, die ik in de tas had gevonden. Het is geen gewaad zoals ik had gekocht op Diagon Alley, voor ik naar Hogwarts ging. Deze heeft een dikkere stof en is helemaal zwart. Het voelt fijn om het aan te hebben, veilig. Ook Draco heeft een zelfde soort gewaad aan. In zijn ene hand heeft hij zijn toverstok, in de andere ligt mijn hand. We zijn al een paar uur onderweg, geen idee waar we heen gaan. 'Als we ons blijven verplaatsen kunnen ze ons niet zo snel vinden,' had hij gezegd. Het sterkt me dat hij me vasthoudt. Draco heeft al een tijdje niets gezegd. Ik zie hoe hij zich concentreert op de omgeving. Van zijn gezicht is af te lezen dat hij moe is van al het lopen. 'Moeten we even stoppen?' vraag ik. Hij schudt vastberaden zijn hoofd. 'We moeten minstens nog een uur lopen.' 'Je bent moe,' zeg ik. 'Ik wil dat we veilig zijn,' zegt hij. Ik voel zijn hand de mijne strakker vastpakken. 'We zijn nergens veilig,' zeg ik zacht. Hij hoort me niet, door zijn eigen zware ademhaling. 'Draco?' zeg ik, wat harder. 'Ellie, stop. We lopen door. Als ze ons nu al vinden is alles voor niets. Mijn ouders worden nu waarschijnlijk gemarteld, waar is dat dan goed voor geweest?' De boze klank in zijn stem zorgt ervoor dat ik plots stil sta. Als mijn hand uit die van hem schiet kijkt hij me boos aan, maar stopt ook. 'We moeten doorlopen zei ik toch?' Hij staat ongeduldig tegenover me. 'Waarom ben je zo boos?' vraag ik. Zuchtend wrijft hij door zijn haren. 'Dat zeg ik net. Anders is alles voor niets,' zegt hij. 'Het is heus niet voor niets geweest. Je moet nu niet de hoop opgeven, daar hebben we helemaal niets aan,' zeg ik. 'Ik geef het niet op. Ik wil gewoon dat je veilig bent. Als je weer iets overkomt vergeef ik het mezelf nooit,' zegt hij. 'Dat vind ik echt heel lief van je,' zeg ik, terwijl ik een stap dichter bij hem ga staan. 'Het is gewoon rot. Iedereen waar ik van houd is in gevaar. Ik zou willen dat het voorbij was,' zegt hij vermoeid. 'We komen hier samen doorheen.' Ik sla mijn armen om hem heen en trek hem in een knuffel. 'Ik zou niet meer weten wat ik zonder je moet,' fluistert hij in mijn haar. Even geniet ik van zijn woorden en aanwezigheid.

'Nu we toch stilstaan, kunnen we net zo goed de tent opzetten,' plaag ik. Hij geeft me een zacht duwtje. 'Je bent verschrikkelijk,' lacht hij.

Nu ik hem kenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu