Autopech of autogeluk?

1K 73 4
                                    

Met grote ogen keek ik hem aan. Nee, ik maak wel eerst een afspraak bij Katinka. Zei ik sarcastisch.

Hij begint voorzichtig te lachen, nog steeds kijk ik hem met grote ogen aan, ook mijn wenkbrauwen frons ik en zie niet in waarom hij naast me is komen zitten. Heel even houd ik mijn blik vast, zijn lachje is prachtig. Even lijkt het alsof het begint te tintelen, maar al gauw verman ik mezelf en trek ik een chagrijnig gezicht. "Zelfs als je zo kijkt ben je niet te weerstaan, prachtig." Ergens geniet ik van zijn opmerking, de tintelingen slaan weer hun slag. Ik schrik van zijn beweging als hij met zijn hand op de mijne gaat en met de sleutel contact probeert te maken. Snel trek ik mijn hand onder die van hem vandaan, terwijl er in mijn buik een tornado plaats vindt probeer ik zo streng mogelijk te kijken.

Het lukt me best alleen, ik heb jouw hulp niet nodig, kat ik hem af. Niet alleen hij maar ook ik schrik van mijn gedrag. Hij gaat echter niet in op mijn reactie en na een aantal keer contact te hebben geprobeerd te maken geeft hij het op en stapt uit. Loopt naar mijn portier, rukt deze open drukt vervolgens op een knopje en smijt het portier weer dicht. Hij opent de motorkap en kijkt er aandachtig naar, zie ik stiekem via een klein dun streepje. Ook ik stap uit, smijt het portier dicht en loop zijn kant op, ik heb je al gezegd dat ik je hulp niet nodig heb!

Het donder slaat toe, alsof de hemel zo juist in tranen en tuiten is uitgebarst begint het heftig te regenen. Maar daar lijken hij en ik geen last van te hebben, even lijkt het alsof we ons in een andere wereld bevinden. Ondertussen is zijn haar zeiknat, zijn kapsel is echter uitgezakt. Vanuit een pluk haar drupt er een druppel op zijn neus die door trekt naar zijn lippen. Aandachtig volg ik de druppel, ondanks het vries tempratuur voel ik het aan alsof ik koorts heb.

Ik probeer mezelf te vermanen en wend mijn blik van zijn lippen, ik kijk hem recht in zijn ogen aan, hij draait zich recht naar me toe en slaat hij de motorkap dicht. Dit keer is het zijn blik die op mijn lippen plaats vindt. Langzaam zet hij een stap dichterbij, ergens schrik ik ervan en loop gauw terug de auto in.

Met bevende handen probeer ik contact te maken en wonder boven wonder lukt dat me. Met piepende banden rijd ik weg, terwijl ik via mijn spiegel zie dat hij midden op straat staat en me nakijkt.

Enkele keren slik ik diep om tot rust te komen en mijn lichaam weer onder controle te houden. Maar alsof mijn lichaam niet van mij is, wilt deze niet luisteren. Mijn handen die nog steeds beven, mijn benen die trillen en in mijn buik wordt er een debat gehouden.

De ringtone van mijn telefoon galmt door de auto heen, met een hand aan het stuur, zoek ik met de andere hand naar mijn telefoon die zich in mijn handtas plaats vindt. Als ik deze dan eindelijk heb, neem ik kort ademend op. Ja hallo? "Zo, zo toe maar. Was je bezig?" Doet er niet toe, wat is er? Ik hoor hem diep zuchten, "kom je vanavond?" Nee. "Hoezo?" Ik ben ziek. "Beterschap." Dank je, ik ga ophangen, ciao. Zonder op zijn antwoord te wachten klik ik mijn gesprek met Zakaria weg.

Even stop ik met rijden en parkeer de auto ergens op een terrein. Nogmaals haal ik enkele keren diep adem, mijn buik is ondertussen wat rustiger, mijn handen beven niet meer en ook mijn benen heb ik weer onder controle. Maar als mijn gedachtes weer even hun keer naar enkele momenten geleden maken, bijt ik zonder besef op mijn lip en fluister zijn naam, Nabil.

Good girls, do bad things Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu