Ze haten me, verafschuwen me

694 49 4
                                    


Als ik beneden aankom zie ik de tweeling en Dounya. Een onaangename stilte woont ons bij.

"Je bent er weer?" De irritatie laat zich duidelijk merken in de toon van Dounya. "Alles en iedereen stond op zijn kop de afgelopen dagen. En jij komt hier nu binnen wandelen alsof er niets aan de hand is?" "Dounya! Toon respect tegen je oudere zus!" Kapt mijn moeder haar af. "Ik eet niet met dat mens aan tafel. Dat je dat even weet." Sist ze mijn moeder toe terwijl ze mij aankijkt. Zonder nog wat te zeggen strompelt ze de trappen op. De tweeling kijkt op afstand toe, als ik ze groet zetten ze een stap achteruit. "Nora ze zijn gewoon geschrokken, trek je er niets van aan." De emotionele stem van mijn moeder hoor ik vaag terwijl mijn blik sterk op de tweeling staat.

Ik besluit een rondje te gaan lopen.

Alleen, ik was alleen. Ik heb om ze gezwoegd, geleden, gestreden. Ik heb mijn grenzen verlegd, zodat zij een prettig bestaan konden leven. En nu, nu wou ze niet eens met mij aan een tafel eten. Durfde de tweeling me niet eens te groeten. Ze haten me, ze verafschuwde me. Want ik, ik was niet hetzelfde als hun. Hun moeder hebben ze zien lijden, al die tijd hebben ze haar zien lijden. Ze leed door mij, ze had gehuild. Geschreeuwd en werd het leven zat, allemaal door mij. En zij? Zij keken toe.

Ze hadden alle reden om mij te haten, want ik. Ik was niet gemaakt om te houden van. Ik, ik was niet te verdragen. Want ik was en ben een monster. En ongelijk kon ik ze niet eens geven. Misschien was een break wel goed op dit moment. Het was beter als ik er even tussenuit ging, als ik hun even met rust liet.

Ik loop terug naar huis en besef me dan opeens dat ik Nabil nog steeds niet heb gesproken. Hij heeft niet op mijn oproepen gereageerd, zou er iets zijn met hem? Misschien was hij ziek, of was hij boos op me? Wat het ook zou zijn, ik begreep dat hij niet zou reageren. Ik was immers weggegaan zonder wat te zeggen. Ook ik had al die tijd niet op zijn sms'jes en belletjes gereageerd.

Thuis aangekomen loop ik naar mijn kamer, ik pak mijn autosleutels. Als ik weer naar beneden wil lopen hoor ik dat mijn moeder een telefoongesprek voert. Haar kamerdeur die dicht staat zorgt ervoor dat het gesprek slecht te verstaan is. Toch is de nieuwsgierigheid me de baas. Met kleine passen loop ik naar haar deur en plaats mijn oor tegen de deur.
"Ze is terecht, ze laat niet veel los." Ze blijft even stil. "Nee, ze is al een tijdje afwezig. Ze zit ergens mee." Weer valt er een stilte. "Ik ken mijn eigen kind toch, verdomme!"

Behoefte om het gesprek verder af te luisteren was er niet, ik wist dat ze met mijn stiefvader in gesprek was. Hij was de dupe van haar emoties, vreselijk.

Ik neem wat gas terug als ik de straat van Nabil in rijd. Parkeer de auto en been mezelf naar zijn woning.

Na enkele keren aan te hebben aangebeld loop ik de treden weer af als er dan eindelijk wordt open gedaan. Zijn houding geeft aan dat hij gekwetst is, zijn blik staat verdrietig, wat deed ik hem toch aan?

Ik ren de treden op en vlieg hem om zijn nek. Hij beantwoordt dit door me op te tillen, ik sla mijn benen om zijn middel. We gaan zo zijn woning in, hij gooit de voordeur dicht.

Good girls, do bad things Wo Geschichten leben. Entdecke jetzt