Ik ben één met hem

510 42 4
                                    

'Neem op.' Met ingehouden adem neem ik op. 'Hey.' 'Liefje.' Zegt hij lief. 'Hoe is het?' Ik probeer opgewekt te klinken maar of dat echt lukt, is me niet zeker. 'Het gaat goed. Hoe is het met jou?' 'Ja, prima.' Ik zie hem al voor me. Hij knikt nu zeker. 'Ben je al op college liefje?' 'Nee, ik heb pas vanavond les.' Het valt stil. 'Ja, klopt weet ik. Staat in me agenda. Ik kan je vanavond zelf niet brengen. Katinka zorgt ervoor dat een taxi je brengt en komt halen. Is dat goed?' Zegt hij op een toon die ik niet plaatsen kan. Aarzelend vraag ik hem of er iets is. 'Nee, liefje, nee. Maar mijn auto is niet aan de praat te krijgen.' Weer valt de stilte tussen ons in. 'Nabil.' 'Ja, ik weet het liefje, misschien is het de spanning?' Hij zucht. 'Ons stroef telefoongesprek, je kunt me niet naar college brengen, ik bedoel is dat allemaal spanning? Ben je bang? Bang om je te binden aan mij, of probeer je me nu te ontwijken.' 'Nora! Godver! Hoe kun je zoiets zeggen! Tuurlijk niet, belachelijk! Hoe kun je zeggen dat ik niet bij je wil zijn. Er gaat geen dag voorbij zonder dat ik denk aan een leven samen.' Hij zucht gelaten. 'Wat is het dan wel Nabil? Zeg het me.' 'Mijn auto is niet technisch kapot. De banden zijn leeg geprikt, in mijn ramen zitten barsten en dat wou ik nu niet vertellen omdat ik.. verdomme het ging gewoon net zo goed!' Ik slik. 'Weet je wie het is?' 'Nee.' Antwoord hij opmerkelijk kort. 'Waar ben je nu?' Vraag ik met een stem die bijna overslaat. 'Thuis, ik bekijk even de trein tijden. Is het goed als ik je zo terug bel. Ik moet echt de trein halen.' 'Ja, dat is goed.' We ronden ons gesprek af. Safouane kijkt me onderzoekend aan en probeert oogcontact te maken met me die ik probeer te vermijden. 'Wat is er aan de hand?' Vraagt hij zacht. 'Niets.' Antwoord ik nors. Hij geeft me een duw. Waardoor ik op kijk. 'Zeg me wat er is Nora.' Snel leg ik hem de situatie uit. Met opgezette ogen kijkt hij me aan. Hij rent naar zijn auto en verzoekt me onmiddellijk in te stappen. En ook het feit dat mijn auto niet goed geparkeerd staat interesseert hem niets.

Met piepende banden rijdt hij weg. Ik probeer het te snappen, maar het lukt me niet. Mijn maag draait en draait, keert en kantelt. Gadver, ik ben misselijk. Al gauw merk ik dat we richting Nabil's woning rijden. 'Nummer veertien toch?' Geschrokken kijk ik op. Hoe weet hij dat! 'Ja dus.' Hij stapt zonder nog wat te zeggen uit en belt aan. Na enkele tellen rent hij terug naar de auto. Op dat moment wordt ik gebeld door Nabil. Terwijl Safouane met scheurende banden de weg op rijdt praat ik met Nabil die me verteld dat hij op het station is. Hij onderbreekt ons gesprek door aan een medewerker van het station te vragen welk spoor hij moet hebben. Terwijl hij zich door de hal van het station beent blijft hij 'spoor vijf' herhalen. Safouane trapt op de rem, we zijn op het station. Hij pakt me bij mijn hand en rennen we over het station. Nabil die aan mijn ademhaling merkt dat ik intensief bezig ben. 'Wat ben je aan het doen liefje? Shit, trein heeft vijf minuten vertraging!' Hoor ik hem mopperen. Ik reageer niet op hem, ik snapte dit niet. Mijn hart voelt pijnlijk aan. Mijn verwondingen doen pijn en de wond in mijn zij scheurt open, fuck! Het bloedt voel ik langs me heen glijden. Mijn shirt begint te kleven tegen de wond. Met drie treden tegelijk vliegen we de trap op. 'Nora ben je er nog liefje?' We staan op spoor vijf. Ik zie Nabil met zijn lange nette jas aan, in de ene hand een koffertje en zijn andere hand heeft de telefoon vast waarmee wij gebonden zijn staan. Alsof hij me aanvoelt draait hij zich naar me om. Hij lacht naar me, ik verlos mij van Safouane en zowel Nabil als ik laten onze arm zakken waarmee we de telefoon hoog houden. Met kleine stappen lopen we naar elkaar toe. Zijn vertrouwde gezicht, de trekken rond zijn ogen en zijn perfecte mond. Ik houd van deze man. Nog vijf meter van elkaar verwijderd als we schotten horen. Mijn gehoor vestigt zich op de schotten terwijl mijn ogen zien hoe zijn mond een o vormt. Ze zien hoe hij neergaat. De schotten weten van geen ophouden. Het station lijkt te vervagen. Ik zie alleen nog maar hem. De mensen schreeuwen, gillen en schuilen voor hun levens. Maar ik die het dichts bij hem sta, ik blijf staan. Zonder angst. Want ik ben één met hem. Hij ging neer, ik ging neer.

Good girls, do bad things Where stories live. Discover now